Goede Vrijdag-akkoord
Het Goede Vrijdag-akkoord , ook wel het akkoord van Belfast genoemd, was een belangrijke stap in het vredesproces in Noord-Ierland. Het werd ondertekend op 10 april 1998 (Goede Vrijdag) door de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland. De meeste politieke partijen in Noord-Ierland ondersteunden het akkoord. De bevolking van Ierland bekrachtigde het akkoord in twee referenda, een in Noord-Ierland en een in de republiek.
Inhoud |
[bewerk] Belangrijkste bepalingen
- Vastgelegd wordt dat de staatkundige toekomst van Noord-Ierland bepaald zal worden door de meerderheid van de Noord-Ierse bevolking.
- Alle partijen verklaren zich gebonden aan vreedzame en democratische middelen om hun doelstellingen te bereiken.
- De oprichting van een Assemblee voor Noord-Ierland met een eigen wetgevende macht.
- De instelling van een uitvoerende macht gebaseerd op de deling van macht tussen beide bevolkingsgroepen.
- De oprichting van een gezamenlijke Ministerraad voor Noord-Ierland en de republiek voor grens-overschrijdende samenwerking.
- Het binnen twee jaar vrijlaten van gevangenen die lid zijn van paramilitaire organisaties.
- Een streven om binnen twee jaar alle wapens in bezit van paramilitaire organisaties te vernietigen.
- Het aanpassen van de grondwet van Ierland, waardoor de claim dat ook de zes Noord-Ierse graafschappen tot Ierland behoren, wordt geschrapt.
- Hervorming van de politie in Noord-Ierland, de Royal Ulster Constabulary onder toezicht van een onafhankelijke commissie.
Vague wording of some of the provisions, which helped ensure acceptance of the agreement at the time, served to postpone debate on some of the more contentious issues - most notably paramilitary decommissioning, police reform and demilitarisation. A date of May, 2000, was set for total disarming of all paramilitary groups. On 26 September, 2005, it was announced that the IRA had completely decommisioned their arsenal weapons and "put them beyond use".
[bewerk] Referenda
In mei 1998 werd het akkoord zowel in Noord-Ierland als in de Republiek in een referendum aan de bevolking voorgelegd. In Noord-Ierland was er aanzienlijke weerstand tegen het akkoord onder delen van de protestantse bevolking. De Democratische Unionistische partij van Ian Paisley was uit de onderhandelingen gestapt en voerde campagne tegen het akkoord. Ondanks die oppossitie werd het met een redelijk ruime marge (71% voor, 29% tegen) in het noorden aangenomen.
In de Republiek was het referendum formeel een stemming over het negentiende amendement op de grondwet. Het referendum viel samen met een tweede referendum over het verdrag van Amsterdam. De uitslag in de Republiek was eenduidig, 94% stemde voor de grondwetswijziging.
[bewerk] Huidige situatie
Onduidelijkheid over met name het tempo van de ontwapening van de IRA heeft het protestantse wantrouwen tegen samenwerking met de katholieke nationalisten aanzienlijk doen toenemen. Het zelfbestuur, gebaseerd op samenwerking tussen beide groepen, is inmiddels geschorst. Aan protestantse zijde heeft de DUP de positie als grootste partij overgenomen van de officiële Unionisten, de UUP. Aan katholieke zijde heeft Sinn Féin terrein gewonnen tenkoste van de gematigdere SDLP
De meest recente ontwikkeling is de verklaring van de IRA dat zij de wapens neerlegt. In hoeverre dit het vredesproces weer zal stimuleren moet worden afgewacht.