Galicië (Oost-Europa)
Galicië is een historische landstreek op de noordhellingen en het voorland van de Karpaten die tegenwoordig tot Polen en Oekraïne behoort. Het wordt begrensd door de Beskiden (zuidelijk), de Weichsel (noordwestelijk), de lijn tussen de monding van de San en de bron van de Zbroetsj (noordelijk), en tenslotte de rivieren Zbroetsj, Dnjestr en Tsjeremosj (zuidoostelijk). De grootste steden zijn Lviv en Kraków.
Het gebied was van 1772 tot 1918 als Koninkrijk Galicië en Lodomerië als kroonland van Oostenrijk een bestuurlijke eenheid en vervolgens tot 1939 een bestuurlijke eenheid in Polen. Tegenwoordig wordt de naam Galicië noch in Polen noch in Oekraïne in staatkundige zin gebruikt.
De Oostenrijkse Habsburgers verwierven Galicië met de Eerste Poolse Deling op grond van een oude Hongaarse claim op het gebied. Vanaf 1349 was Galicië Pools geweest. De kern stond bekend onder de naam Rood-Rusland. Galicië had een zeer gemengde bevolking. De overgrote meerderheid in West-Galicië (35.000 km²) was weliswaar Pools, maar in Oost-Galicië (45.000 km²) was de meerderheid van de bevolking Roetheens (zoals de Habsburgers de Oekraïeners binnen hun rijk noemden), terwijl het gebied rijk was aan minderheden, waaronder vooral ook Joden. De Habsburgers noemden Galicië vanaf 1772 Koninkrijk Galicië en Lodomerië, naar twee middeleeuwse Oost-Slavische vorstendommen, Halytsj en Volodymyr. Het was het grootste Oostenrijkse kroonland en een van de armste. De hoofdstad was Lemberg, het huidige Lviv. In 1910 telde Galicië ongeveer 8 miljoen inwoners, waarvan ruim 4 miljoen Polen, ruim 3 miljoen Oekraïners en ca. 500.000 joden.
Polen in de geschiedenis | ||
|
||
|
Galicië had onder de Habsburgers niet steeds dezelfde grenzen: het werd in 1846 uitgebreid met Kraków, en van 1786 tot 1849 maakte de Boekovina er deel van uit.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog voerden de Oostenrijkers en de Russen hevige strijd in Galicië. In 1918 kwam Galicië aan het herboren Polen. Dat land had tijdens het interbellum te maken met een roerige Oekraïense minderheid. In 1939 veroverden Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie Galicië. De nazi's vernietigden het Galicische jodendom, enthousiast bijgestaan door het inheemse SS-regiment Galizien. Verzetsgroepen in Galicië van Poolse en Oekraïnse origine bestreden vooral elkaar, zodat de communisten aan het einde van de oorlog zonder moeite met beide konden afrekenen.
De sovjets behielden na de Tweede Wereldoorlog Oost-Galicië en deelden het in bij de Oekraïense SSR. De Poolse bevolking, tot dan toe de plaatselijke bovenlaag, werd naar Polen verplaatst, vooral naar de gebieden die eerder Duits waren geweest. Sinds 1991 behoort oostelijk Galicië tot de onafhankelijke republiek Oekraïne.