Feijoa
Feijoa | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Feijoa bloem |
||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Feijoa sellowiana | ||||||||||||
Feijoa met dwarsdoorsneden |
De feijoa (Feijoa sellowiana), ook wel bekend als de ananasguave, is een groenblijvende struik of boom die 7 m hoog kan worden. De tegenoverstaande bladeren zijn ovaal, 3 - 6 cm lang en 2 - 3 cm breed. De onderzijde van het blad is zilverig behaard. De bloemen groeien solitair of in kleine groepen bijeen. De bloebladeren zijn wit tot roze en de kroon is rood.
Deze plant is de enige soort in zijn geslacht, hij is verwant aan de guave. Hij komt oorspronkelijk voor in de hooglanden van Zuid-Brazilië, Paraguay, Uruguay en Noord-Argentinië. De sappige vrucht is groen, ter grootte van een kippenei en ellipsvormig. De vrucht smaakt een zoetzuur en is pas rijp als hij in het voorjaar van de bomen valt.
De Duitse botanicus Ernst Berger heeft de feijoa genoemd naar de Spaanse botanicus Don da Silva Feijoa. De soortnaam sellowiana slaat op de Duitse botanicus F. Sellow. Het is een plant uit warme klimaten en de subtropen, die ook kan groeien in de tropen, maar die enige winterkou nodig heeft om vruchten te geven. Op het Noordelijk Halfrond kan deze plant gekweekt worden in streken zo noordelijk als het westen van Schotland, maar de plant krijgt geen vruchten wanneer de bloemknoppen afsterven bij temperaturen beneden de -9°C. Deze plant wordt ook veel geteeld in Nieuw-Zeeland.
Sommige vegetatief vermeerderde cultivars zijn zelfbestuivend, maar de meeste hebben kruisbestuiving nodig. Zaailingen zijn niet altijd van goede kwaliteit en zijn niet altijd zelfbestuivend. In zijn oorsprongsgebied is een vogel de bestuiver, maar insecten als houtbijen en hommels kunnen ook voor bestuiving zorgen.