Beginselen van de vrijmetselarij
De vrijmetselarij is gebaseerd op een aantal fundamentele beginselen, die het wezen van de vrijmetselarij uitmaken.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Er bestaan Middeleeuwse handschriften met reglementen van bouwvakkersgilden uit de 15de, 16de en 17e eeuw. Aan het begin van de 18e eeuw ontstaat de speculatieve vrijmetselarij, die de vormen van deze middeleeuwse operatieve vrijmetselaars overneemt. Deze vormen werden door James Anderson gedistilleerd uit deze manuscripten, de zogenaamde Old Charges. Deze zijn, samen met the Ancient Landmarks en de Antient Charges and Regulations , terug te vinden in zijn boek van 1723, the Constitution of the Free-Masons.
De beginselenverklaringen die tegenwoordig in de diverse vrijmetselaarsorganisaties worden vastgesteld zijn hier qua denkbeelden op terug te voeren. Teksten worden in de loop der tijd aangepast aan taalgebruik, opvattingen en nieuwe interpretaties. Aangezien de vrijmetselarij organisatorisch een democratische vereniging is, wordt dit door de leden bepaalt. Dit geschiedt door een dialoog tussen de leden.
[bewerk] Onderscheid
De Oude Landmerken zijn belangrijker dan de Oude Plichten. De Oude Plichten zijn belangrijker dan de Antient Charges and Regulations. De gemoederen worden heftig bewogen binnen de vrijmetselarij hieromtrent. Het is een aangelegenheid voor specialisten binnen de vrijmetselarij.
[bewerk] De Oude Landmerken
Het begrip landmerk is van bijbelse oorsprong.
In het boek Spreuken 22, 28 staat: Verleg de aloude grenssteen niet, die je vaderen hebben neergezet. In het boek Deuteronomium 27, 17 staat: Vervloekt wie bij zijn buurman een grenssteen verlegt. En heel het volk zegt: ‘Amen’. In het boek Job 24,2 staat: De boosdoeners verleggen slechts grensstenen, sleuren ongestoord kudde en herder weg.
Hier bepaalt de grenssteen de grenzen van een territorium, en bepaalt dus ook automatisch wat niet tot het territorium behoort. Vaste grenzen vermijden zich herhaalende disputen en eventuele conflicten met ongewenste gevolgen. Het is de erfenis van onze voorvaderen. Deze grenzen werden, bewust én onbewust, vastgesteld door de eerste vrijmetselaars. Dit principe bakent dan ook de grenzen af van de vrijmetselarij, zoals deze oorspronkelijk was geconcipieerd. Zoals zovele instituties in de samenleving, verandert de toepassing en interpretatie hiervan doorheen de tijd, omdat de oorspronkelijke vrijmetselaars sterven, en opgevolgd worden door generaties van nieuwe vrijmetselaars. Deze leven in een andere tijd, en zullen onderhevig zijn aan veranderde opvattingen. De kernvraag is in hoeverre dergelijke evoluties en nieuwe inzichten van nieuwe generaties kunnen blijven kaderen in het historische vastgelegde kader, zonder dat dit kader wordt verlaten. Hieromtrent bestaat discussie en onenigheid.
Het begrip landmerken kwam reeds voor in de General Regulations, een onderdeel van de the Constitutions of the Free-Masons van James Anderson van 1723: Every Annual Grand Lodge has an inherent power and Authority to make new Regulations or to alter these, for the real benefits of this Ancient Fraternity; provided always that the old Land-Marks be carefully preserved.
De definitie werd toen echter niet gegeven. Velen voelden zich geroepen deze definitie aan te rijken.
Hiertoe werd in 1853 een poging ondernomen door Dr. Albert Mackey in zijn boek Jurisprudence of Freemasonry. Hij stelt drie karakteristieken voorop, opdat een beginsel als landmerk zou kunnen worden erkend, namelijk:
- notional immemorial antiquity de oorsprong is niet vast te stellen omdat die in een zo ver vergeten verleden ligt,
- universaliteit, altijd en overal werd het toegepast, zonder uitzondering in tijd en ruimte
- absolute irrevocabiliteit (onintrekbaarheid), bij verwijdering zou de vrijmetselarij niet meer de vrijmetselarij zijn want een wezenskenmerk zou ontbreken
Op basis hiervan kon het 25 landmerken vaststellen. Maar andere auteurs komen tot een ander getal. Een historische discussie onder specialisten woedt sedertdien tot vandaag.
Albert Pike schreef daarom in 1924: There is no common agreement in regard to what are and what are not 'Landmarks.' That has never been definitely settled.
In 1950 kwam de Commission on Information for Recognition of the Conference of Grand Masters of Masons in North America tot slechts drie landmerken, namelijk:
- monotheïsme, of het onveranderbare en blijvende geloof in één God,
- de aanwezigheid van een kopie van De Heilige Wet in de logetempel tijdens de werkzaamheden,
- het verbod op discussie van politieke of religieuze onderwerpen.
[bewerk] De Oude Plichten
De Oude Plichten is een verzamelnaam gegeven aan een aantal middeleeuwse manuscripten, en bevatten historische reglementen van de operatieve bouwvakkersgilden. Er zijn zo een 131 manuscripten gevonden, waarvan het oudste, het Regius manuscript, dateert van 1390. Ze bevatten reglementen en voorschriften die moesten worden nageleefd. Deze zijn naar de vorm door de vrijmetselarij gedeeltelijk overgenomen.
In de eerste Engelse loges werden de Oude Plichten bij plechtige gelegenheden en feesten voorgelezen. Deze oude plichten worden ingeleid met een aanroeping van de Drievuldigheid. Voorts bevatten zij een legendarische geschiedenis van de vrijmetselarij alsook een opsomming van morele en professionele voorschriften. De oude plichten behelsden dus ook een echte deontologische beroepscode.
De oude plichten zijn enige jaren na het ontstaan van de reguliere vrijmetselarij in 1717 door James Anderson opgesteld, waarna deze als grondslag zouden gaan dienen voor de werkwijze der loges en die door de Engelse Grootloge in 1723 werden aanvaard. Anderson's 'Oude Plichten' waren gebaseerd op leefregels, werkwijze en plichten van oude bouwgilden, die in besloten gezelschappen waren georganiseerd.
[bewerk] Antient Charges and Regulations
Dit is een lijst van voorschriften die zijn opgenomen in The Book of Constitutions of the United Grand Logde of England.
Voorbeelden zijn: het bestaan van slechts drie graden van leerling, gezel en meester.
[bewerk] Beginselverklaring
Onderstaande tekst is de beginselverklaring van het Grootoosten der Nederlanden en is een combinatie van bovenvermelde beginselen.
Vrijmetselarij is de uit innerlijke drang geboren geestesrichting, welke zich openbaart in een voortdurend streven naar ontwikkeling van al die eigenschappen van geest en gemoed, die de mens en de mensheid kunnen opvoeren naar een hoger geestelijk en zedelijk peil. Zij vindt haar toepassing in de beoefening van de hoogste levenskunst.
De Orde, zelfstandig deel van de broederschap der Vrijmetselaren verspreid over het oppervlak der aarde, stelt zich ten doel een gemeenschappelijk middelpunt te zijn voor de beoefening van die levenskunst en streeft naar de veelzijdige en harmonische ontwikkeling van de mens en de mensheid.
Zij gaat uit van een vast vertrouwen in de werkelijkheid ener geestelijke en zedelijke, de mens en de mensheid voortstuwende wereldorde.
Zij neemt voorts als grondslag aan de erkenning van: de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid; ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid; 's mensen zedelijke verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten; de gelijkheid in wezen van alle mensen; de algemene broederschap der mensen; ieders plicht om met toewijding te arbeiden aan het welzijn der gemeenschap.
Zij arbeidt daartoe eensdeels op de haar eigen wijze met behulp van symbolen en rituelen als vertolking van idealen en gedachten, uitingen van de hoogste levensgeest, anderdeels door te bevorderen alles wat geestelijke armoede, zedelijke en stoffelijke ellende kan doen verkeren in geestelijke en zedelijke rijkdom en stoffelijke welstand.
Zij kweekt verdraagzaamheid, betracht rechtvaardigheid, bevordert naastenliefde, zoekt op, wat mensen en volken vereent, tracht weg te nemen wat de geesten en gemoederen verdeelt, en brengt tot hogere eenheid door het bewustzijn levend te maken van de allen verbindende broederschap.
Zij eist gehoorzaamheid aan de wetten des lands.