Vicus
Het Latijnse woord vicus betekent 'gehucht' of 'wijk'. In de betekenis 'gehucht' werd het gebruikt voor een dorp van vijfhonderd tot duizend inwoners. Een vicus was in de Romeinse tijd vaak een nederzetting bij een Romeins castellum (legerplaats) of een klein stadje dat op de kruising lag van belangrijke handelswegen en meestal een handelsplaats was. In de middeleeuwen duidde het woord vicus op een kleine nederzetting die zelf vlak bij een stad lag, ook wel te vergelijken met een voorstad, maar zeker niet zo groot.
De Utrechtse buurt Oudwijk is bijvoorbeeld ontstaan uit en vernoemd naar een daargelegen vicus in de middeleeuwen. Hetzelfde geldt voor Wijk bij Duurstede, dat een vicus was bij het (toen belangrijke) Dorestad. Een Belgisch voorbeeld is het dorpje Velzeke waar een belangrijk Gallo-Romeins museum gevestigd is.