Alfons IV van León (bijnaam: Spaans: el Monje, "de Monnik") (ca. 899 - klooster van San Julián, 933) was koning van León van 925 tot 931.
Alfons IV was de zoon van Ordoño II en werd heerser van León en Asturië toen Alfons IV' neef Alfons Froilaz verdreven werd. Met steun van Sancho Garcés I van Navarra besteeg Alfons IV de troon. Zijn broers Sancho Ordoñez en Ramiro kregen respectievelijk het koninkrijk Galicië en Portugal toebedeeld. Na de dood van Alfons' vrouw en van Sancho in 931, gaf hij de macht door aan zijn broer Ramiro en trok zich terug in een klooster, wat hem de bijnaam "de Monnik" opleverde. Op een gegeven moment probeerde hij de macht weer terug te veroveren op zijn broer Ramiro, maar hij beval om Alfons de ogen uit te steken en in de gevangenis van het klooster te gooien. Hier stierf hij korte tijd later.