War Requiem
Het War Requiem, opus 66, van Benjamin Britten is een niet-kerkelijk requiem, geschreven voor sopraan, tenor en bariton solisten, koor, jongenskoor, orgel, orkest en een kamerorkest. Het wordt beschouwd als een van de meest indrukwekkende klassieke werken van de twintigste eeuw.
Inhoud |
[bewerk] Compositie
Het War Requiem is geschreven ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe kathedraal van Coventry op 30 mei 1962. De oorspronkelijke veertiende-eeuwse kathedraal was volledig verwoest door bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Britten koos voor een traditionele Latijnse dodenmis die door het koor en sopraansolist wordt vertolkt. Af en toe doven de liturgische klanken uit, en verplaatst de aandacht zich naar een kamerorkest met twee mannelijke solisten. Zij verbeelden negen oorlogsgedichten van Wilfred Owen, een militair die in november 1918 sneuvelde in de loopgraven van Frankrijk, een week voor de wapenstilstand. Af en toe komt het jongenskoor er tussendoor. Alhoewel de drie groepen in het begin elkaar afwisselen, lijken ze gedurende het stuk steeds sterker met elkaar verweven te zijn.
[bewerk] Structuur
Het werk is opgedeeld in zes delen:
- Requiem aeternam (10 minuten)
- Requiem aeternam (koor en jongenskoor)
- "What passing bells" (tenor solist)
- Dies irae (27 minuten)
- Dies irae (koor)
- "Bugles sang" (bariton solist)
- Liber scriptus (sopraan solist en koor)
- "Out there, we walked quite friendly up to death" (tenor and bariton solisten)
- Recordare (vrouwenkoor)
- Confutatis (mannenkoor)
- "Be slowly lifted up" (bariton solist)
- Dies irae (koor)
- Lacrimosa (sopraan en koor) onderbroken door "Move him, move him" (sopraan solist en koor; tenor solist)
- Offertorium (10 minuten)
- Domine Jesu Christe (jongenskoor)
- Quam olim Abrahae (koor)
- Isaac and Abram ("So Abram rose") (tenor en bariton solisten)
- Hostias et preces tibi (jongenskoor)
- Reprise of Quam olim Abrahae (koor)
- Sanctus (10 minuten)
- Sanctus and Benedictus (sopraan solist en koor)
- "After the blast of lightning" (bariton solist)
- Agnus Dei (4 minuten)
- Agnus Dei (koor) onderbroken door "One ever hangs" (koor; tenor solist)
- Libera me (23 minuten)
- Libera me (sopraan solist en koor)
- Strange Meeting ("It seems that out of battle I escaped") (tenor en bariton solisten)
- In paradisum (jogenskoor, koor en sopraan solist)
- Requiem aeternam (jongenskoor)
[bewerk] Thema
Benjamin Britten, die zelf atheïst was, had ervoor gekozen om zowel de nutteloosheid van oorlog, als de hypocrisie van de kerk in tijden van oorlog onder de loep te nemen. Owen, die enkele jaren priesteropleiding genoten had, worstelde zijn hele leven met dit thema. Dit is de reden dat er veel christelijke toespelingen in de gedichten te vinden zijn.
Het thema komt het beste tot zijn recht in het Offertorium: het koor zingt de opzwepende fuga "Quam olim Abrahae promisisti, et semini eius" (Wat is beloofd aan Abraham, en aan zijn nageslacht). Het volgende gedicht over het offer van Abraham van Owen sluit hierbij naadloos aan. Pas in de laatste twee regels van het gedicht wordt de boodschap duidelijk:
-
- '...offer the ram of pride instead of him.'
- But the old man would not so, but slew his son,
- and half the seed of Europe, one by one.
Na deze genadeslag voor de kerkelijke instantie dooft het koor langzaam uit met dezelfde fuga, maar dit keer zonder de vrolijkheid als waarmee het koor begon.
Een wederkerend motief is het interval C en F#, dat overmatige kwart of tritonus genoemd wordt. Het is onder andere te horen in de kerkklokken aan het begin van "Requiem aeternam," en het einde van "Libera me". Een ander veelvoorkomend motief is de octotonische ladder, die het trillen van hemel en aarde inzet in "Libera me". Ten slotte verdient het Sanctus ook een speciale aandacht: bij de tekst "Pleni sunt coeli et terra gloria tua" (vol zijn hemel en aarde van Uw heerlijkheid) zingt het koor achtstemmig, waarbij alle twaalf tonen gebruikt worden. Bovendien zingt elk koorlid afzonderlijk de tekst in een ander tempo, zodat er een chaos van klanken ontstaat.
[bewerk] Première
Voor de première had Britten de sopraan Galina Vishnevskaya uit de Sovjet-Unie, de tenor Peter Pears uit Engeland (tevens de vriend van Britten) en de bariton Dietrich Fischer-Dieskau uit Duitsland aangewezen, als teken van verzoening. Helaas kreeg de sopraan geen toestemming om voor deze gelegenheid het land te verlaten, en werd ze verwangen door Heather Harper.
De premiére werd uitgevoerd door het City of Birmingham Symphony Orchestra, geleid door Meredith Davis en het Melos Ensemble, geleid door Britten zelf. Het werd een groot succes. Later schreef Britten over zijn muziek: "Ik hoop dat het mensen tot denken aanzet". Op de titelpagina van de bladmuziek staat een citaat van Owen: "Mijn onderwerp is oorlog, en het medelijden in oorlog. Dichtkunst zit in dit medelijden. Een dichter kan slechts waarschuwen."
De Nederlandse première vond plaats tijdens het Holland Festival in 1964. Het Amsterdamse Koninklijk Concertgebouworkest en het Groot Omroepkoor werden geleid door Bernard Haitink. Het kamerorkest (bestaande uit musici van het Concertgebouw Orkest) werd door Britten zelf geleid. De solisten waren Vishnevskaya, Fischer-Dieskau en Pears, de eerste keer dat ze samen optraden.
Elk jaar rond de Nationale Dodenherdenking op 4 mei wordt het stuk meerdere malen in Nederland uitgevoerd. Zo werd op 4 mei 2005 het War Requiem uitgevoerd door het Delftse Muziek Gezelschap Krashna Musika in samenwerking met de Toonkunst Rotterdam in de Nieuwe Kerk in Delft.