Videorecorder
Dit artikel zou samengevoegd moeten worden met VCR, of er dient een duidelijker afbakening tussen beide artikelen te worden gemaakt (Overleg).
Een videorecorder is een apparaat waarmee beeldsignalen opgenomen kunnen worden op een videoband of tape. Deze banden zijn verkrijgbaar in verschillende typen: AMPEX, Betamax, Betacam SP, Hi 8, S-VHS, Umatic, VHS, Video8, en Video 2000.
In de consumentenmarkt is het VHS-formaat uiteindelijk het meest gebruikte formaat voor videorecorders geworden, hoewel andere formaten beter van kwaliteit zijn.
[bewerk] Techniek
Voor opname van geluid, met frequenties tot ca. 20 kHz, is een bandsnelheid van enkele cm/s voldoende. De informatie wordt met de kop van een elektromagneet met smalle spleet op de bewegende band geschreven en weer afgelezen. Een signaal op de band met een golflengte kleiner dan twee maal de spleetbreedte wordt bij weergave sterk verzwakt. Dit bepaalt de minimale bandsnelheid.
Een videosignaal bevat veel hogere frequenties dan geluid en vereist daarom een hogere bandsnelheid, ca. 3 m/s. In de eerste videorecorders liep de band inderdaad met die snelheid, en aldus werd de band met een groot aantal sporen beschreven. Dit levert elke paar minuten een onderbreking in het signaal aan het eind van de band, en ook snelle slijtage. Al spoedig werd voor een andere methode gekozen, die in alle consumentenapparatuur wordt toegepast: op een schuin opgestelde roterende trommel waar de band omheen loopt worden twee magneetkoppen gemonteerd, waarbij elke kop een half videobeeld voor zijn rekening neemt. (Om de hinder van beeldtrillingen te verminderen toont de televisie eerst alle oneven, en daarna alle even beeldlijnen.) Aldus wordt bij een lage bandsnelheid toch een hoge optekeningssnelheid bereikt, waarbij de informatie in schuine sporen op de band staat.
[bewerk] Stoorstrepen
De consument verlangt behalve normale weergave ook de mogelijkheid van versnelde en vertraagde weergave en stilstaand beeld. Hierbij is het nodig de band een andere dan de normale snelheid te geven. De koppentrommel moet echter zijn normale snelheid behouden om de synchronisatie van het televisiebeeld niet te verstoren. Hierdoor volgen de koppen het opgetekende spoor niet meer, maar komen bij naastgelegen sporen terecht, waardoor het televisiebeeld stoorstrepen vertoont. (Bij wisseling van spoor moet nl. eerst het spoor van het andere halve beeld gepasseerd worden.)
Met behulp van extra weergavekoppen kunnen de stoorstrepen minder storend worden gemaakt. Bij videorecorders van het Video 2000-systeem zijn de magneetkoppen piëzo-elektrisch bestuurbaar, waardoor ze het spoor wel altijd volgen, en er geen stoorstrepen optreden. Tevens kan hierdoor de informatiedichtheid vergroot worden, zodat slechts de helft van de band voor de opname wordt gebruikt. Door omkering van de band kan de andere helft gebruikt worden, waardoor de speelduur verdubbeld wordt.
[bewerk] Geluid
Voor optekening van het bij het beeld behorende geluid kan een aparte, vast opgestelde kop worden gebruikt. Door de lage bandsnelheid en smalle beschikbare spoorbreedte is de geluidskwaliteit matig, en nauwelijks voor muziek geschikt.
Een andere manier is om het geluid op een draaggolf te moduleren en deze op dezelfde manier als het beeld te registreren. Dit levert stereogeluid van zeer goede kwaliteit. In tegenstelling tot de opname met een vast opgestelde kop kan dit geluid niet worden vervangen zonder de video-opname te beïnvloeden.