Strohalm, kooltje vuur en boontje
Strohalm, kooltje vuur en boontje (Strohhalm, Kohle und Bohne) is een sprookje (KHM18) dat werd opgetekend door de gebroeders Grimm.
Een boon ontsnapt, omdat hij niet wil worden opgegeten, uit een kookpot. Strohalm en kooltje vuur willen met hem mee, zij hebben ook geen zin in een kort leven. Gedrieën besluiten ze op wereldreis te gaan. Een sloot verspert al snel de weg, maar boontje weet raad. Strohalm moet erover gaan liggen, dan kunnen hij en kooltje vuur hem als brug gebruiken. De boon komt aan de overkant, maar als kooltje vuur midden op strohalm staat, vat deze vlam en verbrandt. Kooltje valt in het water en dooft. Boontje moet daarop zo lachen dat zijn broek scheurt. Een kleermaker zet daar een lapje op, maar niet van dezelfde kleur. Zo komt het dat bonen een zwart lapje op de achterkant hebben.
Zo komt boontje om zijn loontje.