Splenectomie
Splenectomie is een operatieve ingreep met verwijdering van de milt.
Als iemand bijvoorbeeld een ernstig ongeluk heeft meegemaakt, waarbij de milt is gescheurd (miltruptuur), moet vaak de milt verwijderd worden. Dat komt omdat er heel veel bloed door de milt stroomt en je dan erg veel bloed zou verliezen. Zo’n operatie heet splenectomie. Daarna kan je meestal zonder veel problemen gewoon verder leven. Ook bij sommige ziekten kan verwijderen nodig zijn.
Eens per anderhalf uur komt het bloed door de milt. Daar stroomt het langs T-lymfocyten. Deze T-lymfocyten, ook wel T-cellen genoemd, ‘bekijken’ het hele bloed om te zien of er een indringer in is gekomen. Als zo’n indringer, bijvoorbeeld een bacterie, is opgespoord, wordt die gepresenteerd aan de B-lymfocyten in de milt. B-cellen kunnen zich dan ontwikkelen tot plasmacellen, die antistoffen kunnen produceren. De antistoffen (van het type IgM) gaan het bloed in en binden dan aan alle indringers van hetzelfde soort en zorgen dat ze vernietigd worden.
Vele bacteriën die het lichaam binnenkomen kunnen door andere delen van het immuunsysteem worden uitgeschakeld. Een belangrijk voorbeeld hiervan is fagocytose; de bacterie wordt dan als het ware opgegeten door cellen van het immuunsysteem.
Er is alleen 1 probleem bij mensen die een splenectomie hebben ondergaan: bacteriën die een kapsel hebben (gekapselde bacteriën), kunnen niet worden gefagocyteerd. Het is alsof zij een harde ruwe schil hebben, waardoor de afweercellen ze niet kunnen opeten. Als deze bacteriën in het lichaam komen, kunnen zij zich ongestoord gaan vermenigvuldigen, waardoor deze mensen ernstig ziek kunnen worden. Tegen een van deze bacteriën, de pneumokok, bestaat een vaccin dat gegeven wordt na een splenectomie.
