Spierpijn
Spierpijn | |
ICD-10 | M79.1 |
ICD-9 | 729.1 |
Spierpijn of myalgie is een gevoel van pijn aan een spier. Spierpijn kan door een groot aantal oorzaken ontstaan. Een veelvoorkomende oorzaak is overbelasting van spieren zoals dat bij sport ontstaat. Spierpijn kan ook een symptoom zijn van verschillende ziekten zoals infectieziekten.
[bewerk] sport
Spierpijn ontstaat door het ontstaan van melkzuur in het bloed door zuurstoftekort, of doordat na belasting van deze spier één of meerdere spiervezels in de spier zijn gescheurd. Dit irriteert, maar herstelt gelukkig snel. Bij het herstel worden meer spiervezels bijgemaakt dan er eerst waren en wordt de spier dus sterker.
Spierpijn kan vervelend zijn en ook een indicatie zijn van een foute training. Heb je na 2 dagen nog steeds spierpijn, dan is de mate van overbelasting voor je spieren te hoog geweest.
Je kan de spierpijn minimaliseren door zorgvuldig te trainen. Sluit een training bijvoorbeeld af met een cooling down: gebruik grote, dynamische bewegingen (denk aan cardioapparatuur) zonder een al te hoog tempo of intensiviteit, en rek de gebruikte spieren. Dit bevordert de doorbloeding en helpt de door de training ontstane afvalstoffen af te voeren.
Met betrekking tot de spierpijn is het ook belangrijk de training te verdelen over de week. Train bijvoorbeeld nooit dezelfde spiergroep elke dag; de spier krijgt zo geen hersteltijd om sterker te worden en de overbelasting neemt alleen maar toe.
Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat spierpijn na een training berust op minuscule beschadigingen in de myofibrilen, de krachtproducerende vezels in een spier. Onderzoek uit de jaren ’80 liet zien dat na intensieve belasting veranderingen optreden en die werden geinterpreteerd als schade. Dat leek logisch. Het verleggen van de grenzen kan immers behoorlijk pijn doen. Op basis van deze bevindingen werd atleten geadviseerd bij spierpijn erg voorzichtig te zijn. Meer belasting zou wel eens tot nog grotere schade kunnen leiden. Prof. dr. Lars-Eric Thornell, hoogleraar anatomie aan de universiteit van het Zweedse Umeå, had moeite die redenering. Waarom zou een spier een trauma nodig hebben om sterker te worden? Hij kon dat niet rijmen met de waarneming dat sporters die ondanks flinke spierpijn blijven doortrainen, toch beter worden. ‘Als er sprake zou zijn van beschadigingen, compleet met ontstekingsreacties en zwellingen, zou een atleet die met spierpijn traint zichzelf moeten slopen en dat is niet zo.’
Thornell en zijn pupil Ji-Guo Yu besloten het probleem nog eens nader te bestuderen. Ze lieten een grote groep studenten (op vrijwillige basis) vijftien keer achter elkaar de trappen tussen de begane grond en de tiende verdieping van het universiteitsgebouw op en af rennen. Na afloop namen ze met tussenpozen weefselproeven van zowel de afgebeulde vrijwilligers als van toekijkende studenten die als controlegroep fungeerden. Analyse van de weefsels bracht aan het licht dat het oude paradigma op de schroothoop kan. De op de proef gestelde spiercellen vertoonden geen spoortje weefselschade of ontsteking. ‘Integendeel, de gepijnigde spieren waren bezig zich op te bouwen,’ zegt Thornell. ‘Er was sprake van een snelle toename van het aantal sarkomeren, de kleinste structuren in de spier. Al na enkele uren zagen we sterker en langer, kortom beter spierweefsel.’
De meeste trappenlopers liepen na de excercitie niettemin twee dagen krom, en Thornel en Yu hebben geen verklaring voor die pijn. ‘Het enige wat we kunnen zeggen is dat je rustig kunt doortrainen met de vage, zeurende pijn die ontstaat als je je grenzen hebt verlegd,’ zegt Thornell. ‘Pas wel op als je plotseling een intense, scheurende pijn ervaart. Dan heb je waarschijnlijk een spierscheuring opgelopen en moet je wel degelijk rust nemen.’