Slag bij de Boven-Baetis
Slag bij de Boven-Baetis | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Deel van de Tweede Punische oorlog | |||||||
|
|||||||
Strijdende partijen | |||||||
Carthaagse rijk | Republiek Rome | ||||||
Commandanten | |||||||
Hasdrubal Barkas | 1. Publius Cornelius Scipio I 2. Gnaius Cornelius Scipio Calvus |
||||||
Troepensterkte | |||||||
ca. 35.000 infanteristen, 3.000 Numidiërs, 7.500 Spaanse rovers | ca. 30.000 infanteristen, 3.000 cavelaristen, 20.000 huurtroepen | ||||||
Slachtoffers | |||||||
onbekend | Waarschijnlijk ongeveer 22.000 |
De slag bij de Boven-Baetis werd gevochten in 211 v. Chr. tussen een Carthaags leger geleid door Hasdrubal Barkas (broer van Hannibal) en een Romeins leger, geleid door Publius Cornelius Scipio I en zijn broer Gnaeus. Het uiteindelijke resultaat was een Carthaagse overwinning, waarin beide broers werden gedood. Ondanks deze nederlaag, hadden de broers zeven jaar (218-211 v. Chr.) in Spanje doorgebracht. Dit leidde er toe dat Hannibal minder troepen had terwijl hij in Italië aan het vechten was tegen de Romeinen. Deze gevechten waren ook de enige twee door de Carthagers gewonnen gevechten tijdens de tweede Punische oorlog waarbij Hannibal niet de leiding over het leger had.
Inhoud |
[bewerk] Strategische situatie
Na de nederlaag van Hasdrubal Barca in de slag van Dertosa in de lente van 215 v. Chr., hadden de Romeinen hun gebieden ten noorden van de Ebro veilig gesteld. Ze kregen het voor elkaar om enkele Iberische stammen aan hun kant te krijgen, terwijl ze invallen deden in de Carthaagse landen ten zuiden van de Ebro, met als verste punt Saguntum, waar Scipio in 214 v. Chr. aanviel. Zowel de Romeinen als de Carthagers versloegen de stammen die weerstand boden. De Scipio's kregen geen versterkingen vanuit Italië, waar Hannibal de Romeinen erg onder druk zette.
Hasdrubal daarentegen kreeg versterking van twee legers, geleid door zijn jongere broer Mago Barca en Hasdrubal Gisco. Deze legers vochten verscheidene onbesliste gevechten met de Scipiobroers van 215 tot 211 v. Chr.. Uiteindelijk was de situtatie stabiel genoeg voor Hasdrubal Barca om naar Afrika toe te gaan, om de opstand van Syphax, een Numidische koning, neer te slaan in 212 v. Chr.. Hasdrubal Barca keerde laat in 212 v. Chr. terug in Spanje en bracht 3.000 Numidiërs met zich mee onder leiding van Masinissa, de toekomstige koning van Numidië.
Op andere fronten was het Hannibal gelukt om Capua en Tarente te veroveren en voornamelijk de macht houden in Lucania, Calabrië en Apulië. De Romeinen hadden echter verscheidene steden heroverd en belegerden Capua en Syracuse.
[bewerk] Voor de slag
De Scipiobroers hadden 20.000 Iberische huursoldaten om hun leger van 30.000 infanteristen en 3.000 cavaleristen aan te vullen. Ze merkten op dat de Carthaagse legers zich apart van elkaar opstelden, met Hasdrubal Barca en 15.000 man nabij Amtorgis, en Mago Barca, Hasdrubal Gisco met 10.000 man verder naar het westen van Hasdrubal. De Scipiobroers planden daarom hun legers te splitsen. Publius Cornelius besloot met 20.000 Romeinen en geallieerde soldaten Mago Barca aan te vallen, nabij Castulo, terwijl Gnaeus Scipio een dubbel legioen nam (10.000 troepen) en de huurtroepen en Hasdrubal Barca aanviel. Dit leidde tot twee veldslagen: de slag bij Castulo en de slag bij Ilorca, die een paar dagen na elkaar plaatsvonden.
Gneaus Scipio kwam als eerste aan bij zijn doel. Hasdrubal Barca had echter de troepen van Masanissa en Indibilis, een vriendschappelijke Spaans stamhoofd, opdracht gegeven om zich aan te sluiten bij Mago nabij Castulo. Hasdrubal Barca hield Gneaus Scipio tegen, terwijl hij in zijn versterkte kamp bleef. Hij kreeg het toen voor elkaar dat de huurtroepen van Gneaeus deserteerden.
[bewerk] De slag bij Castulo
Toen Publius Cornelis Castulo naderde, werd hij aangevallen door Numidiaanse lichte cavalerie onder leiding van Masanissa. Toen hij hoorde dat Indibilis met 7.500 Iberiërs hem aanviel, besloot Publius Scipio de Spaanse bendeleider aan te vallen omdat hij bang was dat hij omsingeld werd. Hij liet 2.000 soldaten onder leiding van Tiberius Fonteus achter in zijn kamp en liep uit om de Iberiërs 's nachts aan te vallen. Scipio liep de hele nacht en kreeg Indibilis en zijn mannen bij verrassing 's ochtends te pakken. Met 18.000 tegen 7.500 soldaten, waren de Romeinen in het voordeel en het leek erop dat hij ging winnen. De Iberiërs wisten de Romeinen echter lang genoeg van zich af te houden om er voor te zorgen dat Masanissa kon arriveren, Scipio hoopte te kunnen vertrekken voordat hij werd opgemerkt, dit mislukte echter.
Terwijl de Numidische cavaleristen de flanken begonnen aan te vallen, slonk het Romeinse leger gestaag. Toen Mago en Hasdrubal Gisco arriveerden met hun legers, begonnen de Romeinen eindelijk, na een felle tegenstand, te vluchten, terwijl ze Publius Scipio dood op het veld achter lieten. Mago gaf de Numidiërs genoeg tijd om de doden te plunderen voordat het leger verder trok richting Hasdrubal Barca's positie. Slechts een handvol overlevenden konden het kamp bereiken.
[bewerk] Slag bij Ilorca
Gnaeus Scipio was zijn meerderheid van troepen kwijtgeraakt na het deserteren van zijn huurlingen. Hoewel hij niet bekend was van het feit dat zijn broer gedood was, besloot Gnaeus naar Noord-Spanje te trekken nadat Mago en Hasdrubal met hun legers arriveerden. De Romeinen vertrokken uit hun kamp en lieten de vuren branden voor Ebro die avond. De Numidiërs vonden hen de volgende dag, hun aanvallen waren erop gericht dat de Romeinen positie namen op een heuveltop nabij Ilorca. Het grootste deel van het Carthaagse leger arriveerde tijdens de nacht. In hun wanhoop probeerden de Romeinen een verdedigingsmuur te maken met tassen en sandalen, omdat de grond te hard was om te graven. De Carthagers waren hier makkelijk over heen en Gnaeus werd gedood in het gevecht. Het grootste deel van zijn leger werd vernietigd.
[bewerk] Na de veldslag
De Romeinse overblijfselen vluchtten ten noorden van Ebro, waar zij een leger vormden van 8.000 man. De Carthagers maakten geen plannen om ze te verslaan en zonden hulp aan Hannibal Barca. Rome zond 10.000 troepen onder leiding van Cladius Nero in de late maanden van 211 v. Chr. om hun positie te versterken. Nero maakte geen grote overwinningen, omdat de carthagers geen verdere pogingen deden de Romeinen uit Spanje te verdrijven. Na de aankomst van Publius Cornelius Scipio Africanus, de zoon van Publius Scipio met nog 10.000 troepen in 210 v. Chr., probeerden de Carthagers hun te verslaan in de slag om Cartagena in 209 v. Chr..
Omdat de Carthaagse legers in Spanje faalden in het verslaan van de Romeinen zou Hannibal geen extra troepen krijgen in het cruciale jaar 211 v. Chr., toen de Romeinen Capua belegerden.
Punische oorlogen | |
---|---|
Eerste (264 - 241 v. Chr.) - Tweede (218 - 201 v. Chr.) - Derde (149 - 146 v. Chr.) |
|
Veldslagen in de Tweede Punische oorlog | |
Ticinus – Trebia – Trasimeense meer – Cannae – Nola (1ste) - Nola (2e) - Nola (3e) – Capua (1ste) – Silarus – Herdonia (1ste) –
Boven-Baetis – Capua (2e) – Herdonia (2e) – Numistro – Asculum – Baecula – Grumentum – Metaurus – Ilipa – Crotona – Bagradas – Zama Regia |