Sediment
Sediment is de benaming voor door wind, water en/of ijs verplaatste en vervolgens afgezette korrels of deeltjes. Voorbeelden van sedimenten zijn grind, zand en klei. Aangroei van land door sedimentatie wordt wel aanwassen genoemd.
Sediment verplaatst zich op verschillende manieren, zoals glijdend of rollend (over ander sediment of gesteente), zwevend door het water, of springend en stuiterend. Als de stroming in water of lucht een gelijkmatige beweging is zal de sedimentverplaatsing constant zijn. Als de stroming draait en kolkt ontstaan er ophopingen van sediment en sedimentloze plekken. Ribbels op het strand zijn hier een voorbeeld van.
Sedimentverplaatsing zie je overal, in buitendijks gebied onder invloed van het getij, in binnedijks gebied door (over)stromingen van rivieren. Momenteel wordt van Oost-Terschelling zand meegenomen door de stroming en dit komt er aan de westkant van Ameland weer aan. Na ongeveer tien jaar draait dit weer om en komt het sediment weer terug bij Terschelling. In de Waddenzee is door de sterke stroming ook goed te zien wat er gebeurt met het sediment: hele stukken vaarroutes verplaatsen zich door dit proces.
De bodem in Nederland en het grootste deel van België is opgebouwd uit sediment of sedimentair gesteente. Het verschil tussen sediment en sedimentair gesteente is dat de laatste door chemische processen aan elkaar gekit en hard geworden is. Het verloop is gradueel.
Sediment kan worden afgezet door rivieren (fluviaal sediment) 18,3 (109 ton per jaar), door de wind (eolisch sediment) 0,6, door de zee (marien sediment), door landijs of gletsjers (glaciaal sediment) 2,0, door smeltwater (fluvioglaciaal sediment), door vulkanische uitbarstingen (volcanic ejecta) 0,15, door grondwater 0,48 en in meren (lacustrien sediment).
Veen is geen sediment omdat het ter plaatse gevormd is. Veen is daarom een sedentaat.