Samoerai
Samoerai (侍 of soms 士, samurai) is de term voor de krijgersklasse in het pre-industriële Japan. De term samoerai betekent Hij die dient.
Van samoerai werd verwacht dat ze cultureel op de hoogte waren en geletterd. Gedurende het Tokugawa shogunaat verloren de samoerai geleidelijk hun militaire functie. Tegen het einde van die periode waren de samoerai een soort ambtenaren geworden, waarbij hun zwaarden slechts een ceremoniele functie vervulden. Tijdens de hervormingen van de Meiji-restauratie aan het eind van de 19e eeuw, werd de samoerai klasse afgeschaft in het voordeel van een leger op westerse leest. Het dragen van een samoerai-zwaard of katana werd hierbij verboden.
De samoerai in de eerdere tijden waren niet alleen bedreven in het vechten met wapens zoals het zwaard, maar zij bekwaamden zich ook in zelfverdediging zonder het gebruik van wapens, zoals het jiujitsu. De reden hiervoor was dat zij, ook wanneer zij ontwapend waren, probeerden te overleven. Ook bekwaamden zij zich in kalligrafie en ikibana, het bloemschikken.
Het zwaard was de ziel van de samoerai. Dit droeg de samoerai altijd bij zich als zijn voornaamste wapen. Het zwaard moest met respect behandeld worden. Je zwaard verliezen werd als een schande beschouwd en soms werd daarvoor zelfs seppuku (beter bekend als harikiri, 切腹) gepleegd. De vaardigheid om te gaan met het zwaard, heet ken-jutsu. Met ju-jutsu en andere vaardigheden is ken-jitsu onderdeel van budo, de Japanse krijgskunsten.