Radiateur
In een radiateur wordt de koelvloeistof van een verbrandingsmotor gekoeld, waardoor de motor niet oververhit raakt.
Dit gebeurt door de warme koelvloeistof aan de bovenzijde in de radiateur te pompen. Deze zakt in de radiateur door kleine pijpjes naar beneden. Tussen deze pijpjes door waait lucht, in de meeste gevallen de rijwind, maar indien een voertuig stil staat of bij stationaire motoren wordt de lucht er door een automatisch werkende ventilator doorheen gezogen of geblazen. Om het koelend oppervlak te vergroten, zijn tussen de pijpjes harmonicavormige platen gesoldeerd, de zgn. "lamellen". Bij voertuigen met een turbocompressor (meestal vrachtauto's) is vaak een tweede radiateur geplaatst, de intercooler.
Soms, met name in sportieve motorfietsen, wordt vanwege ruimtegebrek een Radial Flow Radiator toegepast. Dit is een gekantelde radiateur waarin de koelvloeistof zijwaards stroomt.
Kleine lekjes in een radiateur kunnen gedicht worden door vast of vloeibaar materiaal aan de koelvloeistof toe te voegen. Als de lekjes zijn afgedicht moet de koelvloeistof vervangen worden om verstopping van de radiateur te voorkomen.
De koelvloeistof stroomt door het motorblok langs de cilinders en vervolgens door de radiateur. Het motorblok is met slangen verbonden met de radiateur. De koelvloeistof wordt door een waterpomp rondgepompt.