Prothese (tandheelkunde)
Een volledige prothese of kunstgebit vervangt de natuurlijke tanden wanneer deze verdwenen zijn.
Voor het maken van een prothese maakt de tandarts eerst een eerste afdruk (anatomische afdruk) met confectielepels en alginaat. Van deze afdruk wordt in het tandtechnisch laboratorium een gipsen model gemaakt en daarop wordt een individuele lepel vervaardigd in kunststof of shellak. Met deze individuele lepel, die perfect past op de mond van de patiënt, wordt een tweede afdruk genomen met een zeer precies materiaal, elastomeer of een silicone of een ander precies afdrukmateriaal.
Hiervan wordt het tweede model vervaardigd. Dit is ook het model waarop nu zal gewerkt worden, en waarop de uiteindelijke prothese zal gemaakt worden. Nu wordt er een beetplaat gemaakt. Hiermee bepaalt de tandarts de stand van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak. Dit wordt de beetbepaling genoemd.
Met deze gegevens, en de gekozen kleur en vorm van de kunsttanden, gaat het tandtechnisch laboratorium aan de slag en worden de tanden opgesteld in was voor een pas. Bij deze zittijd ziet de patiënt voor het eerst zijn nieuwe tanden. Als alles in orde is, wordt de prothese afgemaakt en daarna bij de patiënt geplaatst.
Vanaf nu begint het werk voor de patiënt: leren eten, spreken, handelen met de nieuwe prothese. Deze gewenningsperiode verschilt van patiënt tot patiënt maar kan tot 3 maanden duren.
Een prothese moet goed onderhouden worden en regelmatig worden gepoetst.