Prins
Prins is de hoogste adellijke titel, maar kan ook een (lagere) vorstelijke titel zijn. Het vrouwelijke equivalent is Prinses.
Inhoud |
[bewerk] Historie
De term 'prins' komt van het Latijnse princeps (of Italiaanse prima ceps: eerste hoofd), dat voorste of eerste betekent (evenals het woord vorst). De titel gold voor de eerstgeborenen (mannen) van een graafschap, hertogdom, of koninkrijk. De andere zonen waren Baronnen. In de vroege Middeleeuwen was een prinses de gemalin van een prins. Tot die tijd bleef zij Jonkvrouwe.
Toen in Nederland het mogelijk werd gemaakt dat ook de vrouwelijke lijn erfopvolging kon verkrijgen (Wilhelmina) werd de titel prinsgemaal ingevoerd. Immers anders zou het staatshoofd Koningin Wilhelmina ondergeschikt worden aan haar echtgenoot, hetgeen niet de bedoeling was.
In latere tijd kreeg een ieder die in aanmerking kwam voor erfopvolging de titel Prins (of Prinses). Soms echter had de titel niet direct een relatie met rechtstreekse opvolging in ouderlijke zin, maar met het feit dat een prinsdom het recht had om een koningskandidaat te leveren. Een voorbeeld is het Prinsdom Orange. Dit prinsdom heeft tot de dag van vandaag twee prinsen ofwel twee koningskandidaten. Prins Willem-Alexander is er daar één van. De andere Prins van Oranje is prins Georg Friedrich van Pruisen.
Deze tweedeling is ontstaan na de dood van stadhouder-Koning Willem III van Oranje-Nassau. Deze had in zijn testament bepaald dat zijn bezittingen en titels moesten gaan naar zijn verre neef, de Friese stadhouder Johan Willem Friso van Nassau-Dietz. De grootvader van Willem III, Stadhouder Frederik Hendrik, had echter bepaald dat in geval de mannelijke lijn zou uitsterven, de bezittingen van de Oranjes zouden gaan naar de nakomelingen van zijn oudste dochter, prinses Louise Henriette. Prinses Louise Henriette was getrouwd met Frederik Willem van Brandenburg (de Grote Keurvorst). Haar nakomelingen bestegen als Koning de Pruisische troon.
[bewerk] Adellijke en vorstelijke prinsen
Een voorbeeld van Prins als adellijke titel is Prins de Bourbon de Parme en als vorstelijke titel Prins der Nederlanden. De titel Prins van Oranje-Nassau is in het eerste geval een vererfbare adellijke titel, maar toch ook een vorstelijke titel omdat de Nederlandse regering zich ermee bemoeit aan de hand van koninklijke besluiten. Zo werd de dochter van Constantijn en Laurentien "Gravin van Oranje-Nassau" in plaats van prinses. Een ander voorbeeld is de persoonlijke titel "Prins van Oranje-Nassau" van de zonen van prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven.
Het staatshoofd van Monaco is nog altijd een prins. In de geschiedenis van de Nederlanden kennen wij ook het Prinsbisdom Luik met een prins-bisschop als heer. Deze historische titel wordt nog steeds gevoerd door iemand van de koninklijke familie, onder de titel Prins van Luik.
[bewerk] Prinsen in België
België kent, naast de vorstelijke prinsen van België, nog negen prinsen van adel (zie lijst van Belgische adellijke families). Dit betekent dus dat in België een prins of prinses geen zoon of dochter van de koning, of lid van het Belgische koninklijke huis hoeft te zijn,( zie ook: Salon Bleu).
[bewerk] Prinsen in Nederland
De Nederlandse adel kent na afscheiding van België in 1831 niet veel prinselijke families van adel meer; zo bestaat er de titel Prins van Waterloo, toegekend aan het Engelse geslacht Wellesley. Toegekend in 1815 voor het eerst aan Arthur Wellesley, Hertog van Wellington. De huidige drager is Arthur Valerian Wellesley, 8e hertog van Wellington. Heden ten dage zijn de titel en daaraan verbonden grond, gelegen in België, echter gescheiden geraakt. Verder kent men het geslacht De Riquet de Caraman die welliswaar tot de Nederlandse adel behoort maar in het buitenland woont. Voor de rest is er het prinselijke geslacht De Bourbon de Parme waarvan in 1996 Prinses Margarita en haar broers en zus ingelijfd werden in de Nederlandse adel.
In Nederland wordt de titel van prins verder alleen nog gevoerd als vorstelijke titel door de leden van het Koninklijk Huis of de Koninklijke Familie.
[bewerk] Aanspreektitel
De aanspreektitel van een vorstelijke prins is hoogheid indien hij tot de koninklijke familie behoort, of koninklijke hoogheid indien hij daarnaast tot het koninklijk huis behoort. In belgië spreekt men de vorstelijke prinsen aan met monseigneur.
De aanspreektitel van een adellijke prins in Nederland of België is hoogheid. Adellijke prinsen behorende tot de Duitse adel, of soevereine prinsen in Europa (Monaco, Liechtenstein), worden aangesproken met doorluchtige hoogheid. Zo werd prins Bernhard, die Prins van Lippe-Biesterfeld was, eerst aangesproken met het predicaat "Zijne Doorluchtige Hoogheid", en nadat hij Prins der Nederlanden was geworden aangesproken met "Koninklijke Hoogheid".
In Nederland wordt de man van een vrouwelijke monarch prinsgemaal genoemd, maar de vrouw van een mannelijke monarch wordt koningin genoemd.
[bewerk] Rangkroon
De rangkroon die de adellijke prinsen in Nederland en België mogen voeren werd bij besluit van koning Willem I der Nederlanden in 1817 vastgesteld. Prinsen van adel bedienen zich van eenzelfde kroon als die van hertogen, namelijk een muts van scharlaken fluweel, met een gouden bol op de top, waaruit een vlam van hetzelfde metaal oprijst. Deze muts rust hierbij op een gouden ring met edelstenen. Echter bij prinsen, in tegenstelling bij die van hertogen, rust op de ring vijf bladeren, oftewel fleurons (en geen met parels getopte pieken). De vorstelijke prinsen van zowel het Nederlandse als het Belgische koninklijke huis hebben afwijkende kronen boven hun persoonlijke wapenschild; veelal voeren zij de koninklijke kroon.
{{{afb_links}}} | Overzicht van heersers | {{{afb_rechts}}} | {{{afb_groot}}} |
---|---|---|---|
doge - emir - farao - groothertog - kalief - keizer - kan - koning - landvoogd - monarch - paus - president - regent - sjah - sjeik - staatshoofd - sultan - tenno - tsaar - vorst |