Pieter Langendijk
Pieter Langendijk (Haarlem, 25 juli 1683 – aldaar, 9 juli 1756) was een Nederlandse 18de-eeuwse toneelschrijver.
Langendijk schreef komedies in de trant van Molière. Hij besteedde veel aandacht aan de vorm: hij schreef stukken van vijf bedrijven van vergelijkbare lengte, met een expositie, intrige en crisis, en hij respecteerde de eenheden van tijd, plaats en handeling. Deze classicistische vorm gebruikte hij om de burgerij een spiegel voor te houden. Nergens wordt de toon moraliserend, maar toch gaat het duidelijk om zedenblijspelen (comédies de moeurs). Ze geven een beeld van de hypocrisie van de hogere standen: de hogere burgerij of de verarmde bourgeoisie. Twee voorbeelden.
Inhoud |
[bewerk] Het wederzijds huwelijksbedrog
In deze komedie ontmoet Lodewijk Charlotte, die er rijk uitziet. Lodewijk is een aristocraat, die in feite grote financiële moeilijkheden heeft. Hij doet alsof hij een rijke Poolse graaf is. Ook Charlotte komt uit de verarmde aristocratie, en ook zij doet alsof ze tot de betere stand behoort. Lodewijk heeft een knecht, Jan, en Charlotte heeft een meid, Klaar. Jan doet alsof hij een baron is en probeert zo Klaar voor zich te winnen. Iedereen denkt dat hij door een huwelijk rijk zal worden. Dit 'wederzijdse huwelijksbedrog' komt aan het licht wanneer Karel, de broer van Charlotte, op het toneel verschijnt. Hij ontmaskert iedereen. Het einde is, dat de huwelijken tóch doorgaan, omdat de beide paren ècht op elkaar verliefd zijn geworden.
[bewerk] De spiegel der vaderlandse kooplieden
Ook dit stuk is een 'spiegel': een werk dat de toeschouwers een spiegel voorhoudt. Hier worden twee generaties tegenover elkaar geplaatst: de zeventiende- en de achttiende-eeuwers. Ernst en Hendrik zijn consciëntieuze zeventiende-eeuwse handelaars. Door hard te werken zijn ze rijk geworden. Hun zoons, echte fils-à-papa die de volgende generatie van achttiende-eeuwers vertegenwoordigen, heten Lichthart (getrouwd met Kwistgoed) en Losbol (echtgenoot van Zoetje). Zij verkwisten al het geld dat hun vaders bij elkaar hebben gebracht. Zo gaat het hele familiekapitaal verloren.
[bewerk] Gedicht
- Twee haspelden op straat: maar stonden eindlijk pal.
- 'k Wijk voor geen gek, sprak de een; de wijste zeide, ik al.