Mijnramp van Marcinelle
De mijnramp in Marcinelle is de grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis. In de kolenmijn 'Le Bois du Cazier' brak op 8 augustus 1956 brand uit. Het leidde tot een ramp waarin 262 mensen het leven lieten, waaronder 136 Italianen en 95 Belgen. Marcinelle ligt net ten zuiden van Charleroi.
Door deze ramp kwam er ook een verschuiving in de immigratie in België. Door het grote aantal Italiaanse slachtoffers zegde de Italiaanse regering het immigratiecontract met België definitief op. De Belgische overheid moest haar arbeiders voortaan elders zoeken: in Griekenland en Spanje en later in Marokko en Turkije.
Inhoud |
[bewerk] Beschrijving van de ramp
Op 8 augustus 1956, rond acht uur 's morgens, besloot Antonio Ianetta, een mijnwerker op een diepte van 975 m in de verseluchtkoker, een volgeladen wagen in de liftkooi te plaatsen. Hierdoor moet er aan de andere kant van de liftkooi een lege wagen weg worden geduwd. Hij wist niet dat de liftkooi niet op zijn niveau in de mijnschacht moest stoppen. Een defecte nok blokkeerde de uitstoot van de lege wagen en wanneer de liftkooi bruusk werd opgehaald rukten de wagens een balk van de laadplaats af. De telefoonlijnen, twee elektrische hoogspanningskabels, de oliedrukleiding van de hydraulische balans en de persluchtleiding die het ondergronds ingezette pneumatisch materieel voedde braken af. Hierdoor brak er bijna ogenblikkelijk een felle brand uit.
Door het ventilatiesysteem konden giftige gassen zich verspreiden over andere mijnschachten. In minder dan een uur was alle communicatie tussen boven- en ondergrond onmogelijk geworden.
Ianetta kwam naar boven en sloeg alarm om 8.25 uur. Op hetzelfde moment namen zeven mannen plaats in het bovenste compartiment van een kooi. Ze gaven een sein om naar boven te gaan, maar de kooi bewoog niet. Marceau Caillard stapte uit om aan het touw van de bel te trekken, maar daarna vertrok de kooi zonder dat hij had kunnen instappen.
De brand had de afvoer van de vuile lucht bereikt, waardoor de schacht onbruikbaar geworden was. Door de hitte braken de kabels en ploften twee kooien in deze schacht naar beneden. De mijnwerkers hadden nu geen ontsnappingsmogelijkheid meer. Een uur later daalden twee mannen af via een nieuwe schacht die van de rest van de mijn was afgesloten via een betonnen muur waarin een mangat was geplaatst. Ze openden het mangat maar de opening was te klein voor hun zuurstofapparaat; rook zorgde ervoor dat ze niet verder konden.
De ventilatie werd opnieuw opgestart. Rond 15u later werden nog zes overlevenden teruggevonden. Nog een uur later kwamen de redders naar boven met de boodschap “tutti cadaveri” (“Allemaal lijken”).
Later werd Antonio Ianetta ervan beschuldigd de oorzaak te zijn van de ramp. Men vreesde voor zijn leven en hij werd naar Canada gestuurd.
[bewerk] Het proces
Pas drie jaar later, in 1959 - volgde een proces over de verantwoordelijkheid voor de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis. Ingenieur Demeuse klaagde de regering aan, want aan de wettelijke veiligheidseisen was in 1956 voldaan in Marcinelle. De enige die werd veroordeeld was Adolphe Calicis, de ‘directeur des travaux’ van de mijn. Hij kreeg in 1961 een voorwaardelijke straf van zes maanden en een geldboete, omdat hij niets had gedaan aan signalen die verkeerd konden worden begrepen.
[bewerk] De ware oorzaak van de ramp
De infrastructuur van de mijn in Marcinelle was in alle opzichten verouderd. Het hydraulisch systeem werkte in Marcinelle nog op olie terwijl in vele andere mijnen al op water was overgeschakeld. De mijnschachten en de tussendeuren waren van hout. Toch voldeed Marcinelle aan de wettelijke voorschriften van die tijd. Pas na de ramp werden die grondig bijgesteld.
[bewerk] Na de ramp
Het werk in de mijn van Marcinelle werd gewoon verder gezet, zij het op een trager ritme. Niemand wilde er werken maar elders in de streek was er geen werk te vinden. De mijn sloot op 15 januari 1961. Bij de sluiting en ontmanteling stuitten de mijnwerkers echter op een nieuwe, rijke laag steenkool en men ging opnieuw aan de slag. In december 1967 werd ze definitief opgedoekt.
De mijn doet nu dienst als museum en herdenkingsplaats. Een bezoek aan het Bois du Cazier is even indrukwekkend als deprimerend.
In 2006 werden enkele ritten van de Giro in België gereden. In het jaar 2006 valt namelijk de 60ste verjaardag van het zogenaamde Accord du Charbon, de overeenkomst die de eerste immigratiegolf uit Italië net na WO II regulariseerde. Het is ook de 50ste verjaardag van de mijnramp te Marcinelle. Niet toevallig kwam de zondagetappe aan in Marcinelle.