Loki
Loki (ook Loke, Lopt of Loptr) is de god van het vuur in de Noordse en Germaanse mythologie.
Hij was een onruststoker die vaak van gedaante veranderde. Hij werd steeds boosaardiger en tenslotte sloten de goden hem op in een grot, waar hij zou blijven tot Ragnarok, het einde van de wereld.
Inhoud |
[bewerk] Genealogie
Hij was een zoon van Farbauti en Laufey en stiefbroer van Odin. Door zijn huwelijken werd hij zelfs diens bloedbroeder.
Loki trouwde tweemaal, eerst met de reuzin Angrboda die hem drie monsterlijke wezens schonk: Fenrir, Jormungand en Hel (koningin van de onderwereld; 'hel' werd later overgenomen als naam voor die onderwereld). Daarna trouwde hij met Sigyn, die hem twee zoons schonk: Vali en Narvi.
[bewerk] Zijn exploten
Loki geeft bij de schepping van de werelden de brug Bifröst, die Heimdall gemaakt heeft, kleuren en maakt die tot een regenboog. De wereld is dan klaar en de mens kan er verschijnen (vers 17-18 van de Voluspá).
Zijn boosaardige inslag kwam misschien voort uit het feit dat zijn ouders reuzen waren. Hij kon het niet laten gewaagde grappen uit te halen en de goden in gevaar te brengen, al redde hij hen vaak ook weer dankzij zijn slimheid.
Zo bewerkstelligde hij eens de ontvoering van Idun, waardoor de goden snel verouderden. Soms bracht hij zijn kameraad Thor in gevaar, ook al hielp hij hem ook zijn hamer terug te krijgen zoals verhaald in de Þrymskviða.
Bij de aanleg van Asgard fopte hij de niet nader genoemde reus die de muur daar rond moest aanleggen, en enkel zijn loon van de Asen kreeg indien hij het werk op tijd afleverde. Loki veranderde zichzelf in een merrie en lokte het paard van de reus weg, zodat de reus er zelf moest achter hollen. Uit de vereniging met die hengst kwam trouwens Sleipnir voort, het achtbenige paard dat voor Odin bestemd was.
Na de dood van Balder en Hödur richt de zeereus Aegir een feestmaal aan in zijn grot. Op dat feest gaat Loki zoals beschreven in de Lokasenna te ver in zijn belediging van de andere goden, daarom besluiten ze hem gevangen te zetten. Loki weet dat het zo ver is, en gaat op een kale berg zitten om ze aan te zien komen. Wanneer de goden komen verandert hij zichzelf in een zalm. De goden maken een net om hem te vangen, maar hij ontwijkt het eerst. Op zee wachten hem echter de zeemonsters en vissen onder aanvoering van Njord en Aegir. Loki vlucht terug over het net heen, maar Donar is sneller en grijpt hem.
Om een eind te maken aan zijn boosaardigheid wordt hij vastgebonden onder de druipende bek van een gifslang (Jorgmungandr, zelf een van zijn kinderen). Loki verveelde zich daar vreselijk. Hij wachtte op Ragnarok, waarin hij de machten van het kwaad zou aanvoeren tegen de goden. Zelf sneuvelt hij tenslotte door toedoen van Heimdall.
[bewerk] Karakter en betekenis
Loki is een dubbelzinnig en geheimzinnig figuur: Volgens de Gylfaginning is hij een Ase en hij vecht vaak met hen tegen de reuzen. Door dwergen laat hij magische voorwerpen smeden zoals de hamer Mjölnir voor Thor en de ring Draupnir voor Odin. Maar hij is tegelijk fier op zijn moord op Balder en is de vader van helse wezens.
Vaak wordt hij ook als cultuurheld erkend, verwant aan de Griekse Prometheus. Het vuur dat deze aan de mensen schenkt is een dubbelzinnige gift: enerzijds cultuurbevorderend (warmte, licht, kookkunst, metaalbewerking...), anderzijds curltuurdodend als blijkt dat de mens het in feite niet kan beheersen (vuurwapens, techniek).
Maar, alhoewel hij volgens sommige gangbare theorieën als vuurgeest wordt gezien, met al het potentieel voor goed en kwaad dat met vuur samengaat, zou het kunnen dat deze visie is terug te voeren tot een linguistische verwarring met logi 'vuur', want er is daarvoor slechts weinig aanwijzing in de mythe, waar Loki's rol vooral geassocieerd wordt met Odin, hetzij als diens gewillige evenknie, hetzij als zijn antagonist.
Ström[1] identificeert zelfs de twee goden in die mate dat hij Loki een 'hypostasis van Odin' noemt. En Rübekeil[2] suggereert dat de twee goden aanvankelijk identiek waren, afgeleid van de Keltische Lugus of Lugh (wiens naam in Loki zou vervat liggen). In ieder geval was de figuur van Loki waarschijnlijk geen late uitvinding van de Noordse skalden, maar stamt zij eerder af van een gemeenschappelijk Indo-Europees prototype.
Dr. Jan de Vries ziet in Loki een mythisch figuur verwant aan de Noord-Amerikaanse trickster, een ambivalent wezen, ook in zijn houding tegenover de mensen. Voor Georges Dumézil is Loki een archetypisch figuur van altijd aanwezig bedrog en kwaadaardigheid, en zijn aanwezigheid onder de vijanden van de goden tijdens het eschatologisch gevecht maken hem tot homoloog van Duryodhana uit het Indiase Mahabharata epos. Daar is Duryodhana de verpersoonlijking van de tijdsgeest van het tijdperk van verval en ondergang (Kali yuga), die in de Noordse mythologie overeenkomt met het begrip Fimbulvetr.
Interessant om te vermelden is dat wellicht Vrijdag de 13e is afgeleid van een sage rondom Loki waarin hij als 13e, niet uitgenodigde gast op een feest verschijnt en vervolgens de wereld in rouw dompelt.
Loki had zeker geen tempels noch cultus.