Japanse koi
De Koi of Japanse sierkarper (brokaatkarper) is een kweekvariant van de gewone Karper (Cyprinus carpio), die in Japan, het land van de rijzende zon, Nishikigoi wordt genoemd.
Hoewel een Chinees boek uit de Jin-dynastie (4e eeuw) de Koi vermeldt als een bontgekleurde karper, wordt aangenomen dat het kweken van Koi als siervis in de 19e eeuw in de Japanse prefectuur Niigata zou begonnen zijn, toen rijstboeren ontdekten dat sommige karpers mooier gekleurd waren dan anderen. De opvallende karpers werden gevangen en apart gekweekt. In de 20e eeuw werden een aantal kleurvarianten als norm gesteld, met name de wit-en-rode Kohaku. Pas in 1914 werden deze normen bekend voor de buitenwereld, toen de Niigata Koi tentoongesteld werden op de jaarbeurs van Tokio. Enkele Koi werden toen geschonken aan kroonprins Hirohito.
Toen transporttijden versnelden en de bewaarmogelijkheden onder meer met de komst van plastic zakken verbeterden, werd de wereldwijde verspreiding van de Japanse Koi een feit.
[bewerk] Koi-variëteiten
Koivariëteiten worden onder meer onderscheiden door hun kleuren, patronen en onderlinge verhoudingen.
Dit zijn de belangrijkste hoofdvariëteiten:
- Kohaku - Witte Koi met rode patronen
- Taisho Sanshoku (Sanke) - Witte Koi met rode en zwarte patronen
- Showa Sanshoku (Showa) - Zwarte Koi met rode en witte patronen
- Asagi - Koi met licht blauwe schijn aan de bovenkant en rode schijn aan de onderkant
- Shusui - Schubloze versie van de Asagi
- Bekko - Witte, rode of gele Koi met zwarte vlekken
- Utsurimono - Zwarte Koi met rode, witte of gele patronen
- Goshiki - een (gedeeltelijk) zwarte Koi met rode, witten, bruine en blauwe accenten
- Ogon - een Koi met een eentonig kleurpatroon, al dan niet metaalachtig. Gekende kleuren zijn rood, oranje, platinum, geel en zilver
- Kawarimono - de niet-geklasseerde soorten/patronen
In principe verdient enkel de Koi, die in Japan gekweekt werd de term 'Japanse koi'. Kweekvarianten uit Europa en uit Israël, die in populariteit groeien, worden respectievelijk Eurokoi en Israëlische koi genoemd. De Vlinderkoi (Butterfly Koi), die in de jaren 80 gekweekt werd en opvalt door haar lange gestroomlijnde vinnen, zijn in feite hybriden van de Aziatische karper en zijn niet algemeen aanvaard als "echte koi". Sedert enkele jaren zijn ook de in Taiwan, Thailand en Maleisië gekweekte koi erg in opkomst in de Europese landen. De doorgewinterde hobbyist blijft echter trouw aan zijn Japanse koi.
[bewerk] De ondersoorten per variëteit
Kohaku (witte koi met rode tekening)
- Aka-Hajiro: volledig dieprood (Higoi) met witte vinnen
- Doitsu Kohaku: deels beschubd of schubbenloze Kohaku
- Inazuma Kohaku (Zigzag-Kohaku)Roodtekening in bliksemschichtvorm
- Ippon-Hi: samenhangende rode tekening van de kop tot aan de staart
- Kuchibeni-Kohaku (Lipvlek-Kohaku) rode markering op de lippen.
- Menkaburi-Kohau: rode kop
- Shiromuji: volledig witte Kohaku
- Nidan-Kohaku: (tweevlek-Kohaku) twee rode vlekken
- Sandan-Kohaku: (drievlek-Kohaku) drie grote rode vlekken
- Yondan-Kohaku: (viervlek-Kohaku) viervlektekening
- Midorigoi: Groene koi (doitsu)
De van oorsprong uit Duitsland afkomstige spiegelkarpers werden door de Japanners "Doitsu" genoemd. Oftewel Duitse karpers.
Tancho met één rode vlek op de kop, verder is de koi spierwit