Hoger beroepsonderwijs
Het Hoger beroepsonderwijs is een onderwijsvorm binnen het hoger onderwijs in Nederland (afgekort hbo) en Vlaanderen (afgekort HBO).
Inhoud |
[bewerk] Nederland
Hbo-opleidingen worden verzorgd door hogescholen. Zij leiden op tot middenkaderfuncties binnen het bedrijfsleven en de overheid. In tegenstelling tot universiteiten zijn hbo-opleidingen gericht, naast de overdracht van vaktheoretische kennis, op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk. Dit is ook de reden van de roep in het bedrijfsleven om ook op universiteiten meer op projectbasis te werken aan vaardigheden.
Hogescholen bestaan uit faculteiten. Binnen een faculteit zijn verschillende opleidingen te volgen. De meeste opleidingen hebben vanaf het derde jaar een specialisatiemogelijkheid. Dus kunnen studenten van dezelfde opleiding kiezen uit verschillende lesprogramma's. In het derde jaar, in tegenstelling tot universiteiten, is een stage of een leerarbeidsplaats verplicht. In het vierde jaar schrijft de student een scriptie of afstudeeropdracht en loopt die, afhankelijk van de opleiding, een stage of heeft die een leerarbeidsplaats (Bij een leerarbeidsplaats kom je echt in dienst van het bedrijf).
Hbo-opleidingen duren meestal 4 jaar (240 studiepunten ofwel ECTS (European Credit Transfer System)-punten, waarvan 1 jaar propedeuse en 3 jaar hoofdfase. Er zijn varianten die korter duren, maar dit is bijna alleen in het geval bij opleidingen waar de student al een opleiding had behaald in een soortgelijke beroepspraktijk of hij of zij een vwo diploma heeft. Na het behalen van het hbo-diploma mag men de volgende titels voeren:
-
- bc. (baccalaureus) graad bij een afgeronde studie aan een hogeschool met een niet-technische of natuurwetenschappelijke achtergrond. In de praktijk gebruiken afgestudeerden zelden deze titel.
-
- ing. (ingenieur) graad bij een afgeronde studie aan een hogeschool met een technische of natuurwetenschappelijke achtergrond. Deze titel wordt in praktijk (ook na invoering van het BaMa-stelsel) wèl vaak gebruikt, en dan vooral in de wetenschappelijke wereld.
Om te studeren aan een hogeschool dien je in principe minimaal over een vooropleiding havo, VWO of mbo niveau 4 te beschikken. In sommige gevallen gelden er aanvullende eisen. Ook is op sommige hogescholen de zogeheten 21+ regeling van kracht. Deze houdt in, dat studenten ouder dan 21 jaar niet over de vooropleidingseisen hoeven te beschikken. Zij kunnen door middel van een toelatingsonderzoek toch toegelaten worden tot een hogeschool.
Door de invoering van de bachelor-masterstructuur is een hbo-opleiding een 4-jarige bacheloropleiding geworden. Studenten die deze opleiding volgen, worden 'undergraduate students' genoemd. Na afstuderen kunnen zij de de internationale titel Bachelor (B.) voeren, echter de 'oude' hbo-titels 'baccalaureus' of 'ingenieur' mogen (in Nederland) ook nog worden gebruikt.
Iedereen die een hbo-(bachelor)diploma heeft behaald kan in principe, na goedkeuring van de studieadviseur, een master-studie (in dezelfde richting) volgen aan een universiteit. Er zijn echter uitzonderingen, sommige Nederlandse universiteiten vereisen bij bepaalde studies (bijvoorbeeld rechten) een 'universitaire Bachelor' (B.A./B.Sc.) om toegelaten te worden tot de master-fase. Dit is een erfenis uit het oude Nederlandse systeem, omdat een HBO-bachelor meer kennis en beroepspraktijk over het algemeen heeft dan een Universitaire bachelor. Universiteiten spreken ook van een theoretische basis bij een bachelor opleiding aan de universiteit. Hbo-bachelors kunnen deze bachelorgraad, na toelating tot de universiteit, dan alsnog behalen via een (sterk) verkort programma. In sommige gevallen biedt een havo-diploma plus een hbo-propedeuse toegang tot het eerste jaar van een universiteit.
Bekostigd hoger onderwijs en particulier hoger onderwijs
Bekostigd onderwijs wil zeggen, dat deze vorm van onderwijs gefinancierd wordt met geldelijke middelen van de overheid. De student betaalt voor deze vorm van onderwijs een onderwijsbijdrage aan het Rijk.
Particulier onderwijs wil zeggen, dat deze vorm van onderwijs niet gefinancierd wordt met middelen van de overheid, maar door bijvoorbeeld het bedrijfsleven of de student zelf. Voorbeelden van particulier onderwijs zijn o.a. de universiteit Nijenrode en de hogeschool voor toerisme en hospitality (TIO).
Voor deze instellingen gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor de bekostigde onderwijsinstellingen. Ook hebben de studenten aan deze scholen recht op studiefinanciering. De collegegelden zijn daarentegen wel vele malen hoger dan die van het bekostigd onderwijs.
Sinds 2005 geldt er een keurmerksysteem binnen het particulier hoger onderwijs.
[bewerk] Vlaanderen
De term Hoger beroepsonderwijs (HBO) wordt in Vlaanderen pas gebruikt sinds oktober 2006. In de beleidsnota van de minister van onderwijs wordt HBO gedefinieerd als een verzameling opleidingen die voorheen tertiair onderwijs genoemd werden:
- het 7de jaar TSO Technisch Secundair Onderwijs
- de 4de graad BSO BeroepsSecundair Onderwijs, dus de 7de, 8ste en 9de jaren
- het HOSP Hoger Onderwijs voor Sociale Promotie, die geen accreditatie vragen of krijgen
Het HBO wordt gesitueerd als een kwalificatieniveau tussen secundair en hoger onderwijs.
HBO kan georganiseerd worden door
- een secundaire school
- een CVO Centrum voor VolwassenenOnderwijs
- een hogeschool
De organisatie van het HBO dient nog decretaal vastgelegd te worden, vanaf 2007.
De term voor onderwijs aan een hogeschool in Vlaanderen, is Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit, afgekort HOBU.
[bewerk] Externe link
- Beleidsbrieven minister van onderwijs in Vlaanderen: [1]
[bewerk] Lijst Hogescholen
Voor een overzicht van alle hogescholen in Nederland en Vlaanderen zie: