Hof van Holland
Het Hof van Holland, ook wel Raad van Holland genoemd, was een college van raadslieden die de landsheer, de graaf van Holland bijstond bij het uitoefenen van zijn gezag in het graafschap Holland. In specifieke zin wordt deze naam ook gebruikt voor het hoogste gerechtshof in het graafschap Holland.
Inhoud |
[bewerk] De Raad
Bij bijna alle uitoefenaars van gezag in Europa is het bekend dat ze werden bijgestaan door raadslieden. Deze raadslieden werden aan geduid als de Raad. Deze raad had een tijdelijk karakter in zoverrre dat ze alleen bijeenkwam op verzoek van de heer. Ze was in zoverre permanent dat iedereen wist dat ze bestond en men niet om de raad heen kon. Afhankelijk van tijd en plaats en persoonlijkheid van de heer had een raad meer of minder macht. In het graafschap Holland had de Raad over het algemeen redelijk wat macht. In Spanje had de raad van de koning veel minder macht. De historische verschillen van de gebieden liggen hieraan ten grondslag en dat leidde in de 16de eeuw tot een conflict tussen de Nederlanden en de koning van Spanje.
[bewerk] De Raad van Holland
Voor de Raad van Holland dienden zaken die niet door andere rechtbanken konden worden berecht, bijvoorbeeld misdrijven tegen het land of de landsheer, zware criminele misdrijven en zaken van edelen, steden en geestelijken. We moeten dit ook zien als berechting door gelijken. Mensen van een bepaalde stand konden alleen door leden van dezelfde stand berecht worden. Omdat de heer het hoogste gezag was, kwam het voor hem en zijn raad. In sommige gevallen was om die laatste reden ook appèl mogelijk, wat wij tegenwoordig hoger beroep noemen.
[bewerk] Hof van Holland
De Zoen van Delft zorgde ervoor dat er tijdelijke raad werd omgevormd tot een permanente raad van 9 leden. De voorzitter van het hof was de heer of zijn plaatstvervanger, de stadhouder. Eind 15e eeuw kwamen er permanente voorzitters voor de rechtbank. Een van de bekendste voorzitters was Nicolaas Everaerts, die dit hof tussen 1510 en 1528 voorzat.
Enkele jaren na de Zoen van Delft werd de rekenkamer afgesplitst van het Hof.
[bewerk] De raad als graaf
Na de Acte van Verlatinghe besloten de Staten-Generaal na wat mislukkingen met buitenlandse landsheren zelf het gezag binnen de nieuwe Republiek te gaan uitoefenen. Dit betekende voor het Hof dat zij de grafelijke macht gingen uitoefenen. Er was immers geen graaf meer die zij konden bij staan. Wel was er nog een stadhouder, die hun voorzitter was.