Grootbloemige thunbergia
Grootbloemige thunbergia | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Thunbergia grandiflora |
De grootbloemige thunbergia (Thunbergia grandiflora) is een tot 30 m lange, windende klimplant met kantige loeten, die op den duur verhouten. Het is een plant die via uitlopers in korte tijd grote gebieden kan overwoekeren. De tegenoverstaande bladeren zijn hart- of eivormig, toegespitst, vooral bij de voet getand of gelobd, 7 – 20 cm lang en 3 – 18 cm breed. Vanuit de meestal hartvormige voet stralen vijf tot zeven nerven uit.
De plant bloeit het hele jaar. De bloemen groeien alleenstaand in de oksels van kleine bladeren of in hangende, tot 2 m lange trossen. Het zijn grote, hemelsblauwe tot lichtviolette bloemen met een geel centrum. De kelk is bijna gaafrandig en wordt omsloten door twee, vergroeide, 2 – 4 cm lange, lichtgroene schutblad met donkere stipjes. De kroonbuis is iets scheef en is 3 – 8 cm lang. De bloemkroon is 5 – 10 cm breed en bestaat uit vijf slippen. De beide bovenste slippen zijn iets overlappend en de onderste slip is in het midden opgewelfd. In het midden van de bloem zitten vier meeldraden, waarvan de helmknoppen 3 mm lange, naar achteren gerichte sporen hebben. De vruchten zijn 1 – 2 cm grote, bolvormige doosvruchten met een tot 2 cm lange snavel.
De grootbloemige thunbergia is inheems van Sikkim in India tot Thailand en Zuid-China. Hij wordt veel als sierplant in parken aangeplant en komt ook verwilderd voor.