Gaur
Gaur IUCN-status: Kwetsbaar |
|||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Bos frontalis Lambert, 1804 |
De gaur (Bos frontalis of Bos gaurus) is een Aziatische rundersoort. Hij komt voor in de bossen van India en Zuidoost-Azië. De gaur is de enige soort binnen het ondergeslacht Bibos. De kleinere gayal (Bos frontalis frontalis) stamt af van gedomesticeerde gaurs, en wordt gehouden voor het vlees en als lastdier. Soms worden de gaur en de gayal als aparte soorten beschouwd. De gayal wordt dan Bos frontalis genoemd, de wilde gaurs Bos gaurus.
De gaur is een grof rund met een grote kop en korte poten. Tussen de schouderbladen loopt een bult, die vooral bij de stier groot is. Van de kin tot de voorpoten loopt een halskwab. De korte vacht is donker gekleurd met lichtere, wittige poten. Volwassen stieren zijn zwart van kleur, koeien en onvolwassen stieren meer roodachtig donkerbruin. Beide geslachten dragen hoorns. De hoorns zijn S-vormig en kunnen tot 110 centimeter lang worden. De hoorns zijn gelig van kleur, met zwarte punten.
Het rund wordt 240 tot 330 centimeter lang, exclusief de 70 tot 105 centimeter lange staart. Hij weegt 650 tot 1000 kilogram en wordt 170 tot 220 centimeter hoog. De stier kan een schofthoogte bereiken van 213 centimeter en een gewicht van 800 tot 1225 kilogram. Koeien zijn een stuk kleiner, en wegen gemiddeld slechts 700 kilogram.
Gaurs zijn dagdieren en leven in kleine kudden van zo'n twaalf dieren (tussen de twee en de veertig), geleid door één volwassen stier. Volwassen mannetjes zonder kudde leven solitair. Gaurs eten voornamelijk vruchten, bladeren en twijgen van struiken en bomen en grassen als bamboe. Bij gevaar vluchten ze het dichte woud in.
Het geloei van bronstige stieren is meer dan anderhalve kilometer ver te horen. Na een draagtijd van 270 tot 275 dagen wordt één kalf geboren. Een enkele keer krijgt de gaur een tweeling. De zoogtijd duurt zeven tot negen maanden. Na twee tot drie jaar zijn de gaurs geslachtsrijp. Gaurs kunnen dertig jaar oud worden.
Gaurs komen voor in heuvelachtige open tropisch wouden en bossavannes van India, Nepal, Bhutan, Bangladesh, Yunnan, Zuidoost-Tibet, Myanmar, Indochina en Maleisië, tot op 1800 meter hoogte. Ze hebben een voorkeur voor gebieden nabij water.
De jacht (voornamelijk voor jachttrofeeën als de hoorns en de kop) en ziektes als runderpest en mond-en-klauwzeer, die kunnen worden overgedragen door onder andere gedomesticeerd rundvee, vormen de belangrijkste bedreigingen voor de gaur. De soort is in zijn gehele verspreidingsgebied beschermd.