Frederick Taylor
Frederick Winslow Taylor (1856-1915) droeg bij aan de werkplaatsorganisatie die als scientific management (ook wel taylorisme genoemd) bekend zou worden.
Tijdens de tweede industriële revolutie waarin massaproductie mogelijk werd, ontstonden er bestuurlijke problemen bij bedrijven als gevolg van schaalvergroting en toenemende complexiteit van het productieproces. Hoewel Taylor met zijn theorieën een mentale revolutie wilde bewerkstelligen op het gebied van beheersing van processen, is het huidig belang vooral nog te vinden in standaardisatie en efficiency.
Taylor was, zoals vermeld, de grondlegger van de scientific management-gedachte. Als één van de oorzaken van het inefficiënt werken van ondernemingen zag hij de natuurlijke luiheid van de werknemer. De werknemer zou werken naar de beloning die men voor het gedane werk zou krijgen. Dat werknemers niet het maximale rendement uit hun mogelijkheden halen, komt voor een groot deel doordat er geen feitelijke controle is op de arbeidsprestaties van de werknemers. Taylor wilde dit verbeteren door het productieproces bijna geheel uiteen te rafelen en een vergaande rationalisering door te voeren in het productieproces. Er moest voor elke werknemer een soort van programma van opeenvolgende handelingen gemaakt worden. Op die manier ontstaat een soort van specialisme, dat afgestemd is op de kennis en vaardigheden per werknemer. Belangrijk hierbij is dat duidelijk gekeken wordt wát het meeste efficiënte productieproces is. In de praktijk gaat dit zo ver dat men zelfs kijkt welke bewegingen of handelingen geëlimineerd kunnen worden en er wordt per persoon gekeken wie de benodigde handelingen voor een productieproces het beste en snelste doet.
Zolang een ondernemer niet dezelfde kennis en vaardigheden bezit als de werknemer, kan hij alleen maar goede arbeidsprestaties afdwingen door strenge arbeidsdiscipline. Hiermee bedoelt Taylor dus directe en persoonlijke controle. Mocht de ondernemer wél in het bezit zijn van de benodigde kennis en vaardigheden, dan zou deze zich op de werkvloer moeten begeven om zijn arbeiders ter plaatse te sturen in het efficiënter maken van het productieproces.
Op het taylorisme is veel kritiek gekomen. Er wordt beweerd dat er weinig ruimte is voor de sociale behoefte van de mens, zoals waardering en erkenning. Een tweede soort kritiek is de extreem doorgevoerde arbeidsverdeling. Iedereen krijgt zijn eigen taak en dan ontstaat er gevoel van machteloosheid, zinloosheid en zelfvervreemding: het gevoel dat wat een persoon nu doet, geen enkele waarde heeft behalve op lange termijn. Door de zelfvervreemding krijgt men ook het gevoel dat je capaciteiten niet tot ontplooiing kunnen komen. Dit heeft veel gelijke eigenschappen met de ideeën van Marx over vervreemding.