Finlandisering
Finlandisering is een omschrijving van een situatie waarin een land zich vergaand meegaand opstelt tegenover een machtiger land. De term heeft een negatieve lading. Zij ontstond in de jaren zeventig in Duitsland waar het gebruikt werd om het beleid van Willy Brandt te omschrijven.
Zoals het woord al aangeeft is finlandisering het eerst gebruikt om een Finse situatie te beschrijven. Het buitenlandbeleid van de Finse president Paasikivi en zijn opvolger Urho Kekkonen, die van 1956 tot 1981 president van Finland was, was erop gericht Finland buiten de Sovjet-invloedssfeer te houden (zie Paasikivi-Kekkonenlijn). Ze slaagden er in Finland buiten het Warschau-pact te houden, een vrije markteconomie te handhaven en konden Finland zelfs lid maken van een ‘westerse’ organisatie als de Europese Vrijhandels Asociatie (EVA). Finland was dus geen satellietstaat van de Sovjet-Unie. Dit succes had echter wel een prijs. Om de USSR tevreden te houden moest Finland voortdurend op haar tellen passen. Hierdoor ging Kekkonen bijvoorbeeld vaak bij de hoogste KGB-officier in Finland te rade om het Finse beleid af te stemmen op de Russische wensen. Hoewel dit toentertijd nog niet bekend was in het westen werd de Finse meegaandheid gezien als vrijwillige onderwerping aan de nukken van de SU. Dit beleid werd zelfs zo exemplarisch voor Finland geacht dat waar andere westerse landen meegaandheid met de Sovjet-Unie toonden dit smalend omschreven werd als ‘finlandisering’.