Epitheton
Het woord epitheton (meervoud: epitheta) komt uit het Grieks (ε̉πίθετον) en betekent letterlijk 'erbij geplaatst', 'toegevoegd'. In de Griekse taalkunde werd het gebruikt om een bijvoeglijk naamwoord aan te duiden.
Homerus gebruikte vaak epitheta zonder dat ze betekenis hadden voor het verhaal. Men noemt dit een epitheton ornans ('epitheton ter versiering'). Bekende voorbeelden zijn 'snelvoetige Achilles', uilogige Athene' en 'stralende Odysseus'. Typerend is dat Achilles het epitheton 'stralend' kan gebruiken van de Trojaan Hektor ook al is het zijn vijand die hij net gedood heeft (Ilias, 22, 393). Een dergelijk gebruik van epitheta ornantia komt voort uit de orale traditie waarin de dichter een arsenaal van woorden en formules moest hebben om tijdens de voordracht uit zijn hoofd volledige versregels te componeren.
Tegenwoordig wordt het gebruikt voor een omschrijvende zinsnede of woord. Het epitheton geeft variabele nuances weer bij levende of fictieve mensen, wezens, godheden, objecten en zelfs bij biologische nomenclatuur. Het kan ook een smalende betekenis hebben met de bedoeling om te beledigen en wordt in die functie vaak in de politiek gebruikt. Een epitethon is vaak een metafoor in compacte vorm, die als bijvoeglijke zinsnede wordt gebruikt. Het wordt vaak bij de naam van een beroemd persoon gevoegd als een soort ophemelend koosnaampje. Beroemde historische figuren hebben vaak dergelijke epitheta (bijv. De Leeuw van Vlaanderen). Ook bij bekende godheden en religieuze figuren horen meestal hele lijsten epitheta, die dan eventueel ook als litanieën worden gereciteerd.
Niet elk adjectief is een epitheton, aangezien dit laatste ook zelfstandig kan gebruikt worden, zonder vernoeming van de figuur op wie het betrekking heeft. De 'insiders' weten dan wel wie bedoeld wordt. Het epitheton wordt in de omgang dan ook meestal als substituut voor de eigennaam aangewend.