Computerterminal
Een computerterminal (of kortweg terminal) is een toestel, waarmee een computer op afstand interactief is te bedienen.
De eerste versies waren grotendeels mechanisch. Ze hadden een typemachinetoetsenbord, drukten af op kettingpapier en het opslagmedium was ponsband. De snelheid was laag, meestal 110 baud, dat is ongeveer 11 tekens per seconde. Een pagina afdrukken duurde daarmee lang en maakte een hoop lawaai. Al bestonden er ook geavanceerdere machines die op een hogere lijnsnelheid waren aangesloten en hele regels tegelijk konden afdrukken. Het waren een soort typemachines op afstand, vergelijkbaar met telex. Daarom heetten ze ook "Teletype", een merknaam die een soortnaam werd. Kortweg "TTY". Deze afkorting komt nog steeds voor.
Via een seriële verbinding (RS232) werd op de rol geschreven wat het mainframe naar de terminal stuurde, terwijl de gegevens van het toetsenbord naar het mainframe verstuurd werden.
Met de komst van de microprocessor, rond 1974, werd een elektronische versie van de teletype betaalbaar. De papierrol werd vervangen door een beeldscherm, de ponsband door computergeheugen. Maar het apparaat was aanvankelijk nog niet veel meer dan een typemachine op afstand.
Deze 'domme' terminal stond model voor de in- en uitvoer van de personal computer. Bij de ontwikkeling van de Personal computer is het toetsenbord, het beeldscherm van 24 (of 25) regels bij 80 kolommen, en de seriële poort eenvoudig van de terminal overgenomen. Ook nu nog is de toets 'Scroll Lock' op het toetsenbord aanwezig. Bij de terminal was die nodig om even de tekst te stoppen als die te snel over het scherm rolde (een muis was er toen nog niet). Het bedienen van de computer gebeurde via de Opdrachtregelinterface.
In het begin was kon een terminal alleen maar tekst weergeven. Het scherm gaf alle tekst monochroom weer, meestal in groen, geel of wit, afhankelijk van het type fosforiserende laag van de beeldbuis. Als zo'n terminal dag en nacht aan stond, kon de tekst inbranden in de fosforiserende laag. Daarom kon er een klein programma gedraaid worden, dat bijvoorbeeld de tijd op steeds verschillende plaatsen op het scherm liet zien. Zo'n programma wordt schermbeveiliging genoemd.
Latere versies van de terminal konden ook grafieken weergeven, en vervolgens kwamen er ook kleurenterminals.
Een moderne personal computer kan ook als terminal gebruikt worden met behulp van een programma zoals 'Kermit' of 'Hyperterminal'. Dit werd tussen 1985 en 1998 gebruikt om contact te maken met een BBS. En tegenwoordig nog steeds bij het programmeren van apparaten zoals telefooncentrales, alarminstallaties en routers via de "console-ingang". Bij het Linux besturingssysteem is het in nog veel gevallen mogelijk om via telnet in te loggen op de computer. Dat kan via de seriële poort zijn, maar meestal via een netwerk.
Met de komst van het X Window-systeem in 1986 werd het mogelijk ook grafische terminals te bouwen. Zo'n terminal is veel complexer dan een tekstterminal en daarom zal er ook intern toch een klein computertje aanwezig zijn om het geheel te besturen. Hoofdzaak van zo'n terminal is echter nog steeds het werken op een andere computer.
Door de opkomst van Linux en kleine goedkope hardware is het tegenwoordig aantrekkelijk geworden grafische terminals te bouwen op basis van standaardcomponenten en open-bron software.
Ook in Windows is dit principe mogelijk. Het bedrijf Citrix is begonnen met het principe 'Dikke server - dunne clients'. Alle programma's draaien op een centrale, zwaar uitgevoerde Windowscomputer. Op de werkstations draait een grafisch terminalprogramma. Op deze manier kunnen zelfs op zwaar verouderde werkstations de modernste programma's worden uitgevoerd, met een normale snelheid. Een bandbreedte van 50 kb/s per werkstation is meestal genoeg, waardoor een ISDN- of telefoonverbinding al voldoende capaciteit biedt. Zij het dat programma's met veel beeldwisselingen, zoals videofilms, minder goed werken. Het systeem werkt wel prima bij normale kantoortoepassingen. Microsoft nam het idee van Citrix over en integreerde het in de Windows NT4 Terminal-server editie onder de naam "Terminal Server". Tegenwoordig zit de functionaliteit in alle Windows serverversies.
Zie ook: Personal computer