Cilicisch Armenië
Cilicillisch Armenië, was een historisch gebied dat grensde aan Turkije met Syrië, werd in de 7e eeuw op de Byzantijnen veroverd door de Arabieren. In 964 wist keizer Nicephorus II het te heroveren, maar de streek had erg onder de bezetting geleden en moest worden heropgebouwd. Hiervoor deed de keizer een beroep op de grote groepen Armeniërs, die eerder reeds hun thuisland hadden verlaten en zich in de huidige grensstreek van Turkije met Syrië en Irak hadden gevestigd. Zo ontstond het rijkje Cilisch Armenië.
Rond 1080 zou Ruben I de vorst van dit rijkje, via een opstand tegen Byzantium de feitelijke onafhankelijkheid verwerven. Zijn zoon Constantijn I heerste van 1095 tot 1099; zijn kleinzoon Thoros I van 1099 tot 1129. Beide laatste Ishkhans verwelkomden de kruisvaarders als bevrijders. Constantijn gaf Josselin I, de latere derde graaf van Edessa, zijn dochter tot echtgenote, terwijl Boudewijn van Boulogne, eerste graaf van Edessa, in het huwelijk trad met de dochter van Constantijns broer Thoros. Zo gingen de christenen van het Oosten deel uitmaken van het uitgestrekte kruisvaardersnetwerk van de Oriënt.
Het duurde niet lang vooraleer Cilicisch Armenië hier profijt van trok. Met de steun van Tancred, prins van Antiochië, kon Thoros I, zoon en opvolger van Constantijn, de vestingen Anazarba en Sis veroveren.