Ceder
Ceder | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ceder op het domein van Mariemont, België |
|||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
geslacht | |||||||||||||
Cedrus Trew (1755) |
De Ceder is een conifeer die behoort tot het genus Cedrus binnen de familie Pinaceae. De Ceder is verwant aan de den en de spar, waarmee hij de kegelvormige groeiwijze gemeen heeft. De Ceder komt van nature voor in de westelijke Himalaya (1500 - 3200 m) en het Middellandse zeegebied (1000 - 2200 m). De ceder is bekend vanwege het geurende en duurzame hout (o.a. in de Bijbel).
Een Ceder kan tot 40 - 50 m hoog (soms 60 m) worden, met een bast die bestaat uit dikke ribbels of vierkante richels, wijduitstaande, rechte takken. De scheuten zijn tweevormig, met lange scheuten die de takken vormen, en korte scheuten die de bladeren dragen. De bladeren zijn altijd groen en naaldachtig, 8-60 mm lang, afzonderlijk geplaatst in een open spiraal aan lange twijgen, of in dicht opeen gepakte spiralen aan korte twijgen. De kleur varieert van helder gras-groen tot donkergroen tot zeegroen, afhankelijk van de dikte van de wittige waslaag die de bladeren beschermt tegen uitdrogen. De kegels zijn ton-vormig, 6-12 cm lang, en bevatten gevleugelde zaden. De zaden zijn 10-15 mm lang, met een vleugel van 20-30 mm; ze hebben 2-3 harszakjes, die een onaangenaam smakende hars bevatten, vermoedellijk om te voorkomen dat ze worden opgegeten door eekhoorns. Het rijpen van de kegel duurt 1 jaar; bestuiving vindt plaats in september en oktober, en de zaden zijn een jaar later rijp.
[bewerk] Onderverdeling
Er zijn 5 taxa van Cedrus, die - afhankelijk van de gehanteerde taxonomie - in 2 tot 4 verschillende soorten worden ingedeeld:
- Himalayaceder (Cedrus deodara). Afkomstig uit de westelijke Himalaya. Treurvormige ceder, bladeren variëren van helder groen tot mat grijs-groen, 25-60 mm lang; kegels met enigszins geribbelde schubben.
- Libanonceder (Cedrus libani). Afkomstig uit de bergen rond de Middellandse Zee, uit Turkije, Libanon tot aan Marokko. Bladeren zijn donkergroen, 8-25 mm lang; kegels met gladde schubben; er zijn 4 varieteiten, die door veel auteurs als afzonderlijke soorten worden beschouwd:
- Libanonceder Cedrus libani var. libani. Afkomstig uit de bergen van Libanon, westelijk Syrië en zuid en midden Turkije. Donkergroene tot blauwgroende bladeren, 10-25 mm lang.
- Turkse ceder Cedrus libani var. stenocoma. Afkomstig uit de bergen van zuid-west Turkije. Blauwgroene bladeren, 8-25 mm lang.
- Cyprusceder Cedrus libani var. brevifolia of Cedrus brevifolia. Bergen van Cyprus. Blauwgroene bladeren, 8-20 mm lang.
- Atlasceder Cedrus libani var. atlantica of Cedrus atlantica. Atlasgebergte in Marokko en Algerije. Donkergroene tot blauwgroene bladeren, 10-25 mm lang.
[bewerk] Gebruik
Ceders zijn erg populair vanwege hun uiterlijk, en worden veel gebruikt in de horticultuur in gematigde klimaatgebieden waar de temperatuur 's-winters niet beneden de -25°C komt (de Turkse Ceder verdraagt temperaturen tot -30°C). Ze worden ook aangeplant voor hun duurzame hout, dat goed tegen rotting bestand is, en gebruikt werd voor de bouw van Koning Salomo's tempel in Jerusalem. Uitgebreide herbebossing met Ceder wordt uitgevoerd, vooral in Turkije.
De Libanon ceder is vanaf de 18e eeuw veel aangeplant als ornament in Engelse parken. Eén van de oudste in Nederland zou staan in de tuin bij Kasteel Middachten nabij Rheden en is zeker meer dan 150 jaar oud.