Boviene virus diarree
Boviene virus diarree (BVD) is een infectieziekte bij rundvee. BVD wordt veroorzaakt door het BVD-virus, een RNA-virus. Het BVD-virus behoort samen met het varkenspestvirus (bij varkens) en het border disease virus (BDV, bij schapen) tot het genus pestivirus. Dit genus behoort tot de familie van flavivirussen. BVD is geen zoönose, dus niet schadelijk voor de mens.
Inhoud |
[bewerk] Besmetting
Het BVD-virus kan worden overgebracht via speeksel, neusuitvloeiing, traanvocht, melk, sperma, mest en urine. Bij een temperatuur van 20 °C overleeft het virus drie dagen; bij een temperatuur van 5 °C overleeft het virus drie weken. Besmetting met het BVD-virus vindt voornamelijk plaats via direct contact tussen dieren onderling. Verder is indirecte verspreiding via mensen en materialen ook mogelijk. Opname van het virus gebeurt over het algemeen via de neus of de mond. De incubatieperiode is 7 tot 14 dagen. Tijdens de acute ziektefase kan het besmette rund de besmetting doorgeven. Een besmet dier maakt antistoffen tegen het virus aan, die het dier levenslang tegen het virus beschermd.
Als een rund wordt besmet als het drachtig is, kan het virus de placenta passeren en de foetus infecteren. Het kalf kan verworpen worden (miskraam) of er kunnen afwijkingen ontstaan aan ogen, vacht, huid of hersenen. Vaak hebben ze een te laag geboortegewicht en blijven ze achter in de groei.
[bewerk] Dragers
Tijdens de eerste 120 dagen van de dracht is het immuunsysteem van de foetus nog niet ontwikkeld. Als de infectie in die periode plaats vindt, ziet de foetus het virus als lichaamseigen, waardoor er geen antistoffen tegen het virus worden aangemaakt. Als het kalf wordt geboren, is het een “drager” van het BVD-virus.
Een drager van het BVD-virus houdt zijn hele leven het virus bij zich en zal het ook verspreiden, waardoor het een voortdurende besmettingsbron is voor andere runderen. Ook de eventuele nakomelingen van BVD-dragers zijn dragers. Ongeveer de helft van de dragers is herkenbaar door afwijkingen aan ogen, vacht, huid of hersenen. Aan de andere helft van de dragers is niets te zien. Vijftig tot tachtig procent van de BVD-dragers sterft binnen een jaar. Negentig procent sterft voor ze twee jaar oud zijn, meestal aan mucosal disease.
[bewerk] Typen
Het BVD-virus kent twee verschillende typen:
- Type 1 (niet-cytopathogeen biotype) kan diarree, koorts, futloosheid, luchtwegproblemen, verminderde eetlust en/of verminderde melkproductie veroorzaken. Het BVD-virus tast het afweersysteem aan waardoor de kans op andere infecties groter is.
- Type 2 (cytopathogeen biotype) is agressiever en veroorzaakt zwarte of bloederige diarree en bloedingen op de slijmvliezen. Besmette dieren sterven veelal binnen 48 uur. Dit wordt slijmvliesziekte of mucosal disease (MD) genoemd.
[bewerk] Bestrijding
BVD veroorzaakt veel schade op een bedrijf door sterfte, slechte groei en ontwikkeling en het vaker ziek zijn van de dieren. Daarom is het belangrijk dat BVD bestreden wordt.
Dit kan door de dieren te vaccineren met Bovilis BVD. Hierdoor ontstaan er geen nieuwe BVD-dragers stopt de verspreiding van BVD-virus op het bedrijf.
BVD kan ook bestreden worden door de BVD-dragers op te sporen en af te voeren, waardoor de infectiebron verdwijnt. De klinische symptomen bij dragers komen pas veel later tot uiting, maar door bloedonderzoek kunnen de dragers worden opgespoord. De dragers worden afgemaakt of naar de slachterij gebracht.
[bewerk] Nederland
De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) heeft voor Nederland in 1998 een BVD-programma opgezet. Dit programma is gebaseerd op het opsporen en afvoeren van BVD-dragers. Hieraan kunnen bedrijven vrijwillig deelnemen. Via tankmelk- en bloedonderzoek worden de melkgevende runderen en jongvee ouder dan vier maanden onderzocht. Als er dragers aanwezig zijn, worden ze afgevoerd. In de periode van minimaal dertien maanden daarna worden alle kalveren in de leeftijd van vier tot twaalf maanden onderzocht tot er geen dragers meer aanwezig zijn. Als het bedrijf virusvrij is, krijgt het een BVD-vrij-certificaat. Om deze BVD-virusvrije status te behouden, worden twee keer per jaar vijf kalveren in de leeftijd van acht tot twaalf maanden op BVD-afweerstoffen onderzocht.