Bong
Een bong wordt, net als een waterpijp, gebruikt om marihuana of hasjiesj te roken. Deze bong stamt af van de waterpijp die afkomstig is uit het Midden-Oosten.
Het grootste verschil tussen een bong en een gewone waterpijp is de dikte van de buis waardoor gerookt wordt. Deze is bij een bong extra groot om veel rook te kunnen bevatten.
Wanneer de roker bijna klaar is met het inademen van de rook wordt de vinger voor het klapgat (luchtgat onderaan de buis) weggehaald zodat zodat de kolom geconcentreerde rook in één keer geinhaleerd wordt. Het effect is daar door vele malen sterker en meestal is één of twee keer inhaleren voldoende om twee uur lang zwaar stoned te zijn. Een bong kan met of zonder vloeistof onderin gebruikt worden. Ervaren gebruikers doen er soms alcoholische likeuren in, om de smaak beter te maken.
De meeste mensen die dit proberen krijgen een hoestbui, zelfs mensen die al jaren roken. Dit komt door dat de rook in de keel blijft hangen waar door de stembanden geïrriteerd raken, dit kan voorkomen worden door aan het einde van een haal de pijp opzij te houden en met een korte teug frisse lucht de keel rookvrij te maken.