Ay
Eye, iyi |
|
Farao van de 18e Dynastie |
|
Vader |
Joeya |
Moeder |
Tjuyu |
Dynastie |
{{{3}}} |
|
|
Ay in hiërogliefen |
serekh of Horusnaam |
|
|
Nebtynaam |
|
|
Gouden Horusnaam |
|
|
|
praenomen of troonnaam |
|
|
nomen of geboortenaam |
|
|
Ay of Eje was een farao uit de 18e Dynastie van het Oude Egypte. De naam Ay is onduidelijk vertaald, eigenlijk staat er: Itinetjer-iyi wat onuitspreekbaar is. Het betekend: "Goddelijke vader, Ay", zijn tweede naam luid Chepercheperoere-Irimaat wat betekend: "Langdurig zijn de manifestaties van Ra, dat doet wat goed is".
[bewerk] als Aton-priester
De koning was eerst een priester in de Aton-cultus, toen volgde hij de koning op. Ay was één van de belangrijke figuren in de Aton-cultus, hij had de titel superintendant van de koninklijke paarden en gods vader, een priesterlijke titel. Hij had waarschijnlijk bloedbanden met Echnaton. Mogelijk was hij de broer van Teye en/of de vader van Nefertite, maar dit is echter niet zeker. In Amarna liet hij een groot graf voor zichzelf bouwen, maar dit is echter onafgewerkt. Na de dood van Echnaton was hij één van de vertrouwensmannen van Toetanchamon en had hij hoogstwaarschijnlijk het bestuur van het rijk in handen.
[bewerk] als Farao Ay
Na de dood van Toetanchamon volgde Ay hem op. Dit is duidelijk zichtbaar in het graf van Toetanchamon, waar hij de ceremonie van het openen van de mond doet bij de overleden farao. Hij huwde met de vrouw van Toetanchamon, Anchesenamon, dewelke eveneens de zus van Toetanchamon was, en hij volgde dezelfde politiek van zijn voorganger. In zijn opvolging was hij waarschijnlijk tegengewerkt door Horemheb die hem na vier jaar zou opvolgen en een memoria damnatio zou toepassen op hem.
[bewerk] Bouwwerken
- Graf in de Vallei der Koningen: Graf WV 23
- Graf in Amarna : Amarna Graf 25
[bewerk] Bronnen en literatuur
- Aldred C., Akhenaten: king of Egypt, 1988
- Newberry P.E., King Ay, the successor of Tutankhamun, JEA, 18, 1932, pp. 50-52.
- Schaden O., Clearance of the Tomb of King Ay (WV 23), JARCE 21(1984) pp.39-64.