Axioma's van de kansrekening
De Axioma's van de kansrekening zijn enkele door de Russische statisticus Kolmogorov geformuleerde axioma's rondom kansrekening. Gedurende lange tijd werd kansrekening bedreven op grond van experimenten met een eindig aantal even waarschijnlijke uitkomsten. Op tamelijk gekunstelde wijze werden situaties die niet direct op deze wijze beschreven konden worden zo gemodelleerd dat zij toch in dit framewerk pasten. Meer en meer leidde dit tot onoverkomelijke moeilijkheden in de theorie. In 1934 doorbrak Kolmogorov de impasse door een axiomatische aanpak van de kansrekening voor te stellen.
Bij kansrekening hebben we te maken met een willekeurige (niet-lege) verzameling Ω en een collectie deelverzamelingen daarvan, de gebeurtenissen. Op de collectie gebeurtenissen is een kans Pr (van 'Probabilitas') gedefinieerd. De verzameling Ω kan worden gezien als de mogelijke uitkomsten van een kansexperiment; daarom wordt Ω de 'uitkomstenruimte' genoemd. Over het algemeen kan niet iedere deelverzameling van Ω als gebeurtenis optreden. De kans Pr moet voldoen aan de volgende voorwaarden, de zgn. axioma's van Kolmogorov:
- Voor iedere gebeurtenis geldt dat (een kans is niet negatief).
- Pr(Ω) = 1 (de totale kans is genormeerd op één).
- Voor een rij disjuncte gebeurtenissen , dus met voor ongelijke i en j, geldt:
-
- .
- (In woorden: voor gebeurtenissen die niet tegelijkertijd kunnen optreden, kun je de kans dat een van deze gebeurtenissen optreedt, berekenen als de som van de kansen op de afzonderlijke gebeurtenissen.)
Een dergelijk drietal (Ω, verzameling der gebeurtenissen, Pr) is een bijzonder geval van een maatruimte.
[bewerk] Voorbeeld
Bij eenmaal gooien met een dobbelsteen is de uitkomstenruimte (verzameling mogelijke uitkomsten) Ω = {1,2,3,4,5,6}. Voor de gebeurtenissen kunnen we hier alle deelverzamelingen van Ω nemen. De kans op een van de ogenaantallen 1 tot en met 6, dus de kans op heel Ω, is 1. De kans op een van de ogenaantallen uit {1,2,3,5,6} is gelijk aan de kans op een uitkomst uit {1,5} plus de kans op een uitkomst uit {2,3,6}. Bij een zuivere dobbelsteen zal de kans op elk van de gebeurtenissen {1}, {2}, ...,{6} hetzelfde zijn en dus gelijk aan 1/6. Voor de hiervoor genoemde gebeurtenissen geldt dan:
- .
[bewerk] Eigenschappen
Opmerking: Binnen de verzamelingenleer is gedefinieerd:
Uit bovenstaande axioma's zijn de volgende eigenschappen afleidbaar:
-
- immers, ; er geldt dus
- immers, ; er geldt dus
- als , een eindig aantal paarsgewijs disjuncte gebeurtenissen is (elk tweetal heeft een lege doorsnede), dan geldt:
-
- immers,
- als paarsgewijs disjuncte gebeurtenissen zijn, en , dan geldt
-
- dit volgt uit axioma 3, door de keuze , voor k>n in combinatie met axioma 2
- als A en B gebeurtenissen zijn, geldt:
-
- want A en zijn disjunct, zodat ;
ook zijn en disjunct
(immers en ),
zodat .
- want A en zijn disjunct, zodat ;