Wolluis
Wolluis | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wolluizen op een cactus |
|||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||
|
|||||||||||
Familie | |||||||||||
Pseudococcidae Heymons, 1915 |
Wolluis is de naam van insecten uit de Pseudococcidae, dat tot de superfamilie Coccoidea behoort. De vrouwtjes beschikken in tegenstelling tot andere soorten schildluizen niet over een gepantserde rug.
De familie van de wolluizen bestaat uit zeer veel soorten, die zich onder andere onderscheiden door de lengte van hun draadstaarten en de soort beharing. De meest voorkomende soort is de citruswolluis (Pseudococcus citri).
Wolluizen kenmerken zich door seksueel dimorfisme, wat betekent dat de beide geslachten verschillen in morfologie. De vrouwtjes blijven in het nimfenstadium, bezitten een gereduceerde morfologie en hebben geen vleugels. De vrouwtjes veranderen niet volledig. De mannetjes hebben vleugels en maken en veranderen wel volledig. Wolluizen maken net als andere soorten Hemiptera een onvolledige gedaanteverwisseling door, wat betekent dat er geen duidelijke larvale, pop- en volwassen stadia zijn en de vleugels niet aan de binnenkant aangelegd worden. Mannetjes veranderen echter wel radicaal gedurende hun levenscyclus en veranderen van vleugelloze, ovale nimfen naar “wespachtige” vliegende volwassenen.
Wolluizen komen in bijna alle streken op de aarde voor en kunnen 3 – 6 mm lang worden. De vrouwtjes voeden zich met floëem dat ze aanboren met hun zuigende monddelen. Ze kunnen op praktisch alle delen van planten aangetroffen worden. De meeste soorten zijn stationair nadat ze zich op de waardplanten hebben vastgeplakt. Er bestaan echter ook enkele soorten, bijvoorbeeld in het geslacht Phenacoccus, die zich voor het voeden, het leggen van eieren, het vervellen en voor het overwinteren op een andere plaats op de plant begeven. De meeste soorten voeden zich met de bovengrondse delen van de planten, maar er zijn ook soorten die zich met de wortels voeden. Ook zijn er soorten die galappels produceren.
Op basis van hun speciale, koudebestendige huid die niet bij andere luizensoorten voorkomt zijn wolluizen in staat om zelfs temperaturen beneden de -40 ºC te trotseren. Het lichaam van volwassen, vrouwelijke wolluizen zijn bedekt met een witte, melige afscheiding bedekt. Bij in het gras of op andere verdekte standplaatsen levende soorten treed deze eigenschap echter spaarzaam op. Vaak is het lichaam met wasdraden bedek om bescherming te bieden tegen mogelijke vijanden en koude. De meeste soorten leggen ook hun eieren in een wasachtige afscheiding.
Het leggen van de eieren vindt plaats in het warme seizoen waarbij honderden eieren worden gelegd. Het wijdst verbreid zijn de soorten die hun eieren in hun eigen uitgescheiden wolmassa leggen. Binnen een jaar ontstaan 1 – 2 generaties, maar in een broeikas kunnen wel acht generaties per jaar voorkomen.
In tegenstelling tot de gepantserde schildluizen prefereren de meeste wolluissoorten meestal kruidachtige planten als grassen, planten uit de composietenfamilie en planten uit de vlinderbloemenfamilie.
Door hun sterke voortplanting worden wolluizen op cultuurplanten voor de mens vaak een plaag. Ze komen onder andere voor op:
- Citrus
- Suikerriet
- Druif
- Ananas
- Cassave
- Orchideeën
- Cactussen
- Passiebloemen
- Hibiscus
- Gardenia
- Clivia
- Croton
- Pelargonium
- Saintpaulia
- Bromelia
- Varens
- Cyclaam
De planten die worden aangetast, verliezen groeikracht, krijgen gele bladeren, kunnen vervormd raken en vaak treed bladverlies op. Wolluizen scheiden ook honingdauw uit, waarop schimmels groeien. De schimmels bedekken de bladeren, waardoor de mogelijkheid tot fotosynthese afneemt.
Voor de biologische bestrijding van de wolluizen zijn een aantal predatoren geschikt, waaronder de lieveheersbeestjes Cryptolaemus montrouzieri en Nephus reunioni, de sluipwespen Leptomastix dactylopii, Anagyrus pseudococci, Leptomastidae abnormis, Pseudaphycus maculipennis, Hungariella peregrina en diverse soorten gaasvliegen.
In de wintermaanden kan bij kamerplanten ook een oplossing van 12 g paraffineolie per liter water, een 50% alcoholoplossing of spiritus gebruikt worden. Met deze middelen moeten alle wolluizen aangestipt worden. Deze behandeling moet elke dag herhaald worden totdat er geen wolluizen meer worden aangetroffen.
In extreme gevallen kunnen chemische pesticides worden gebruikt.