Thomas Bernhard
Thomas Bernhard (Heerlen, 9 of 10 februari 1931 — Gmunden, 12 februari 1989) was een Oostenrijks schrijver en een toonaangevend dramaticus.
[bewerk] Leven
Bernhard had een zwakke gezondheid. In zijn vroege jeugd werd hij door zijn grootouders opgevoed, en in 1942 te Salzburg op pensionaat gestopt, waar hij boekhoudkunde volgde. Tussen 1951 en 1954 studeerde hij musicologie in Wenen, en volgde daarna in Salzburg les aan het Mozarteum. Ondertussen werkte hij als gerechtelijk verslaggever, en in 1957 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel, Auf der Erde und in der Hölle. Het zijn sombere, evocatieve gedichten met een surrealistische inslag. Bernhard studeerde vervolgens dramaturgie te Salzburg, en ging in het dorpje Ohlsdorf wonen.
Zijn grote doorbraak kwam met zijn eerste roman, Frost, over een student die in het vervallen, ijskoud mijnwerkersdorpje Weng een excentrieke schilder moet observeren, van wie beweerd wordt dat hij gek is. De troosteloze, grijze omgeving vol hondenkadavers is een metafoor voor de weerzinwekkendheid van de mensen in het algemeen, en de afstotelijke natuur van de beschaving. De roman was een revelatie, zij het op een zeer eigenzinnige wijze: het werk staat bol van de walging en de afkeer die Bernhard voor zijn vaderland voelde, en de erkenning die hem in Oostenrijk te beurt viel, heeft zijn oordeel over dit land nooit milder gemaakt. In 1965 won Bernhard de Bremer Literaturpreis. Hij werd vooral actief als toneelauteur, en schreef theaterstukken aan de lopende band. Stuk voor stuk zijn het verbolgen, verbitterde en duistere schilderingen van de eenzaamheid, vijandelijkheid en stompzinnigheid van de mens, die denkt te kunnen liefhebben, maar in feite op lange termijn alleen nog maar kan haten en verafschuwen. Meer nog, die haat is noodzakelijk, want walging is wat mensen in beweging houdt. Hiermee profileerde Bernhard zich als een uitgesproken cultuurpessimist, met bovendien bijzonder veel zwarte humor en sarcasme. Ein Fest für Boris leverde hem in 1970 de Georg Büchner-Preis op.
Bernhard bleef in aanzien stijgen, en was voortdurend op reis. Wanneer hij thuis was, trok hij zich terug in een onooglijk dorpje in Opper-Oostenrijk, waaraan hij een hekel had, maar er waren tenminste niet zoveel mensen. Men zag hem dikwijls in Weense koffiehuizen zitten; hij gaf maar zelden interviews, want hij hield niet van journalisten. Hij was een vrijgezel en misantroop, die met gezondheidsproblemen kampte, en koketteerde graag met zijn mensenhaat. Bernhard hield zich het liefst afzijdig uit maatschappelijke debatten, en cultiveerde zijn imago als de buitenstaander die het gemaakt had. Wanneer toneelstukken van hem in het Burgtheater werden opgevoerd, was zijn oordeel vaak vernietigend, ofschoon deze uitlatingen niet zelden een ironische ondertoon hadden. Minetti en Ritter, Dene, Voss schreef hij speciaal voor de gelijknamige acteurs.
Zijn voortdurende afwijzing van Oostenrijk en zijn bewoners vonden hoofdzakelijk in intellectuele kringen resonantie; de stukken en romans van Bernhard zijn soms behoorlijk zware lectuur, met een opzettelijk elitaire houding. Bernhard vergt van zijn lezers een voldoende culturele bagage en vertrouwdheid met wetenschap, geschiedenis en zeldzaam vocabularium. De excentrieke Bernhard dreef het nihilisme van zijn generatie tot het uiterste; ook zelfmoord is een courant thema in zijn werk. In Alte Meister, een roman waarvan de vertelde tijd ternauwernood een uur of drie bedraagt en die zich in het Kunsthistorisches Museum van Wenen afspeelt — meer bepaald op een bankje vóór Man met baard van Tintoretto —, laat hij het hoofdpersonage, dat niet de verteller is, de hele menselijke cultuur tot schroot herleiden, in volzinnen die soms een hele bladzijde bestrijken en die Bernhards hypnotische, retorische vertelstijl die reeds in zijn lyriek tot uiting kwam, dik in de verf zetten.
Waarom Bernhard zo negativistisch was, en of dit door zijn persoonlijke ervaringen kwam, heeft na zijn dood tot enige speculaties geleid, toen zijn allereerste roman gepubliceerd werd, Auf der Höhe — Rettungsversuch, Unsinn. Bernhard had zich steeds tegen publicatie tijdens zijn leven verzet. De roman schijnt grotendeels autobiografisch te zijn; hij bestaat uit één enkele zin, die over bijna tweehonderd pagina's wordt uitgesmeerd en pas helemaal op het eind met een punt eindigt. Het is een verbitterde, zwaar melancholische woordenstroom, die een zwakke, kwetsbare jongeman toont die door iedereen in de steek wordt gelaten, nergens nog in kan geloven en aan alles een hekel krijgt. In de latere werken van Bernhard wordt de toon nog veel killer en afstandelijker.
Een jaar vóór zijn dood ontketende Bernhard een schandaal met zijn toneelstuk Heldenplatz; hij beweerde dat het Oostenrijk van die tijd nog niets veranderd was ten opzichte van de tijd van het fascisme. Hij had echter ook verdedigers, die hem meer dan ooit loofden. Bernhard werd gehuldigd als een van de grootste auteurs van Oostenrijk. Hij wreekte zich op het land door middel van zijn testament, waarin hij stipuleerde dat, tot vijftig jaar na zijn dood, geen enkel van zijn toneelstukken op Oostenrijkse bodem mocht worden opgevoerd, wat inhoudt dat Bernhard tot 2039 niet in Oostenrijk gespeeld mag worden. Deze wil wordt gerespecteerd.
[bewerk] Werken
- 1957 Auf der Erde und in der Hölle (dichtbundel)
- 1958 Unter dem Eisen des Mondes (dichtbundel)
- 1958 In hora mortis (dichtbundel)
- 1959 Die Rosen der Einöde (verhalenbundel)
- 1963 Frost (roman)
- 1964 Amras (verhalenbundel)
- 1967 Verstörung (roman)
- 1968 Ein Fest für Boris (toneel)
- 1968 Ungenach (vertelling)
- 1969 Watten (roman)
- 1970 Das Kalkwerk (roman)
- 1971 Midland in Stilfs (roman)
- 1971 Der Italiener (toneel)
- 1972 Der Ignorant und die Wahnsinnige (toneel)
- 1974 Die Jagdgesellschaft (toneel)
- 1974 Die Macht der Gewohnheit (toneel)
- 1975 Korrektur (roman)
- 1975 Der Präsident (toneel)
- 1975 Die Ursache. Eine Andeutung (roman)
- 1976 Der Keller (roman)
- 1977 Minetti (toneel)
- 1978 Immanuel Kant (toneel)
- 1978 Der Atem (roman)
- 1982 Wittgensteins Neffe (roman)
- 1982 Ein Kind (roman)
- 1983 Der Schein trügt (toneel)
- 1984 Holzfällen. Eine Erregung (roman)
- 1984 Ritter, Dene, Voss (toneel)
- 1985 Alte Meister (roman)
- 1986 Auslöschung. Ein Zerfall (roman)
- 1988 Heldenplatz (toneel)
- 1990 Auf der Höhe — Rettungversuch, Unsinn (postume roman)
Bron(nen): |
|