Solitaire bij
Solitaire bij | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Zijdebij op wilg. |
|||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Verschillende geslachten, zie tekst. |
Solitaire of wilde bijen vormen tezamen met de hommels en de honingbijen de superfamilie van Apoidea s.l.. In Nederland komen ruim 330 soorten voor, o.a. met de volgende geslachten: zijdebijen, groefbijen, zandbijen, metselbijen en behangersbijen.
Inhoud |
[bewerk] Algemeen
Hebben honingbijen en enkele soorten hommels een sociale levenswijze, de solitaire bij doet alles alleen: nestmaken, voedselzoeken, eileggen. Soms liggen de nesten dicht bij elkaar en vormen kolonies maar dat hoeft niet. Soms wordt dezelfde hoofdingang van het nest gebruikt (communaal) maar ook dat hangt van de soort af. Ze leven vaak maar een paar weken, de nakomelingen overwinteren soms als larve, soms als pop en soms als imago.
[bewerk] Levenswijze
Wilde bijen hebben vaak een hele speciale relatie met hun biotoop. Soms zijn ze voor hun voedsel (nectar en stuifmeel) geheel afhankelijk van één soort plant. Dit wordt monofaag genoemd, en een voorbeeld is de slobkousbij die alleen op de grote wederik (Lysimachia vulgaris) leeft. Ook zijn er soorten die uitsluitend in zanderige bodem nestelen zoals de schorzijdebij. De actieradius, het gebied waarbinnen een bij voedsel zoekt, is niet erg groot en mede afhankelijk van de grootte van de bij. Honingbijen en hommels vliegen op meerdere soorten planten, polyfaag genoemd, en zijn dus minder afhankelijk van het biotoop. Een honingbij kan wel 3 kilometer van haar kolonie een voedselplant (drachtplant) vinden. Wilde bijen vliegen vaak op planten waar honingbijen 'hun neus voor ophalen'. Het vervoer van het stuifmeel, eiwitrijk voedsel voor de larven, gebeurt ook per soort verschillend. Enkele soorten hebben zogenaamde korfjes aan hun achterpoten, anderen zoals metselbijen hebben lange haren aan hun buik, buikschuier genoemd, waartussen de stuifmeelpollen goed blijven zitten. Sommige soorten wilde bijen verzamelen het in hun speciaal daarvoor ontworpen krop, een verbreding van het spijsverteringskanaal.
[bewerk] Voortplanting
Wilde bijen kunnen op hele verschillende plekken hun nest maken, het verschilt per soort. Vele maken een nest in de grond, soms gewoon verticaal naar beneden, anderen graven horizontaal in een talud of dijk. Weer anderen kauwen zelf een nestholte uit in verrot hout of gebruiken oude kevergangen in dood hout. Maar ook holtes in stenen muren of holle rietstengels worden afhankelijk van welk soort als nestlocatie gekozen. Harsbijen bouwen hun eigen kleine broedcelletje van leem en hars, dat ze van de bomen halen.
Afwerking van de binnenzijde kan met stukjes blad (behangersbij) of met harige vezels van planten (wolbijen), zijdebijen gebruiken een eigen gemaakte vloeistof dat na opdroging een zijdeachtige glans heeft.
De familie van Apoidea kent ook enkele geslachten die parasitair leven op de solitaire bijen. Zij leggen een ei in het nest van een andere solitaire bij. We noemen ze koekoeksbijen of koekoekshommels. Enkele voorbeelden van die geslachten: bloedbijen, kegelbijen, viltbijen en wespbijen. Dit laatste geslacht kent een paar soorten die veel op wespen lijken om zo aan roofdieren te ontsnappen, ook wel mimicry genoemd.
[bewerk] Angel
Alle vrouwelijke wilde bijen kunnen steken, maar de meesten hebben slechts een hele kleine angel, die niet eens door de huid heen komt. Mannetjes hebben er geen, omdat de angel is ontstaan uit een legbuis voor het leggen van de eieren. Wilde bijen steken niet gauw: ze hebben geen kolonie te verdedigen. Een steek van een honingbij of van een hommel kan wel door de huid heen prikken en behoorlijk zeer doen.