Schietkatoen
Cellulosenitraat | |
---|---|
|
|
Molecuulformule | |
Smiles | |
IUPAC | |
Andere namen | schietkatoen, nitrocellulose, pyroxylin |
CAS-nummer | 9004-70-0 |
EINECS-nummer | |
EG-nummer | |
VN-nummer | |
Beschrijving | |
Vergelijkbaar met | |
|
|
F+, licht ontvlambaar; E, explosief |
|
Carcinogeen | nee |
Hygroscopisch | nee |
Risico (R) en veiligheid (S) |
R-zinnen: R1, R3, R11 |
Omgang | |
Opslag | ver verwijderd houden van hitte, vonken en open vlammen |
ADR-klasse | |
MAC-waarde | |
LD50 (ratten) | mg/kg |
LD50 (konijnen) | mg/kg |
MSDS-fiches | MSDS1 |
|
|
Aggregatietoestand | vast |
Kleur | |
Dichtheid | g/cm³ |
Molmassa | g/mol |
Smeltpunt | (ontbrandt bij) 160-170 °C |
Kookpunt | °C |
Vlampunt | -45 °C |
Zelfontbrandingstemperatuur | °C |
Dampdruk | Pa |
Oplosbaarheid in water | g/L |
Goed oplosbaar in | |
Slecht oplosbaar in | |
Onoplosbaar in | |
Dipoolmoment | D |
Viscositeit | Pa·S |
Kristalstructuur | |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
S |
J/mol·K |
S |
J/mol·K |
S |
J/mol·K |
C |
J/mol·K |
Evenwichtsconstanten | |
Klassieke analyse | |
Spectra | |
Waar mogelijk zijn SI-eenheden gebruikt. Tenzij anders vermeld zijn standaard omstandigheden gebruikt (298,15K of 25°C, 1 bar) |
Schietkatoen, nitrocellulose of cellulosenitraat is cellulose die door behandeling met een mengsel van geconcentreerd salpeterzuur en geconcentreerd zwavelzuur (nitreerzuur) op een groot aantal plaatsen een nitro-groep (NO2-groep) draagt, waardoor de stof brandbaar tot explosief wordt. De eigenschappen van het product hangen af van deze nitreringsgraad. Zo is bijvoorbeeld de explosieve kracht van optimaal genitreerde schietkatoen ongeveer viermaal groter dan die van zwart buskruit. Het wordt in samenstellingen met andere middelen zoals nitroglycerine gebruikt in munitie als rookloos buskruit, ook wel cordiet genaamd. De stof is gevoelig voor warmte en vuur maar niet erg voor stoot of wrijving.
Minder sterk genitreerde cellulose kan worden opgelost in een mengsel van alcohol en ether; de resulterende stroperige vloeistof heet collodium. Na verdamping van dit oplosmiddel ontstaat celluloid, een kunststof waar vroeger o.a. tafeltennisballen en filmmateriaal van werden gemaakt. Het vindt weinig toepassing meer i.v.m. de extreme brandbaarheid; ook zijn celluloid films niet erg chemisch stabiel, zodat vele oude filmcollecties door veroudering met vernietiging worden bedreigd.