Prebende
Een prebende is het jaarlijkse inkomen van een geestelijke.
Het Latijnse werkwoord praebeo (Nederlands: aan- of toerijken) werd oorspronkelijk gebruikt om de inkomsten van een kapittel van kanunniken (koorheren) aan te duiden dat voor het levensonderhoud van deze geestelijken bestemd was.
In het kerkrecht komt het woord prebende alleen in deze zin voor, in het dagelijks spraakgebruik is het een aanduiding voor kerkelijke inkomsten, beneficiën genaamd, in ruimere zin.
De prebende moet worden opgebracht door een bisdom, parochie of klooster. Ook de inkomsten van de dames van de Theresia-Orde werden prebenden genoemd. Onder het [ancien régime]], het absolutistische Europa van vóór de Franse Revolutie, verdeelden de kerkvorsten en de koningen de inkomsten van kloosters en bisdommen onder hun vrienden, familie en relaties. Een geestelijke kon inkomsten trekken uit meerdere bisdommen en kloosters en hoefde zijn ambt niet eens uit te voeren. Deze constructie werd een "Prebende sine cura", latijn voor "geld zonder(ziels)zorg" genoemd. Het Nederlandse woord sinecure ontleent hieraan zijn bestaan.
De adellijke Charles Maurice de Talleyrand-Périgord was bisschop van Autun, een plaats die hij zelden of nooit bezocht. Hij was zo onervaren in het lezen van de mis dat hij zijn vrienden bij de zeldzame gelegenheid dat hij die wèl celebreerde maande "hem niet aan het lachen te maken".
Terwijl de hofadel de inkomsten genoot, vervielen de kloosters en werden veel bisdommen, zo goed en zo kwaad als dat met te weinig geld ging, bestuurd door straatarme kapelaans en pastoors. Deze misstand was een van de oorzaken van de grote Franse revolutie van 1789.