Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis | |
ICD-10 | F60.6 |
ICD-9 | 301.82 |
DSM-IV: | 301.82 |
MedlinePlus | 000940 |
eMedicine | ped/189 |
De ontwijkende persoonlijkheidsstoornis is een persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door geremdheid en het gevoel minderwaardig te zijn. Tevens zijn mensen met OPS meer dan normaal gevoelig voor kritiek of een negatief oordeel. Mensen met deze aandoening beschouwen zichzelf als sociaal ondergeschikt of onaantrekkelijk. Ze hebben behoefte aan sociaal contact, maar vermijden dit uit angst om afgewezen te worden. De stoornis openbaart zich doorgaans in de vroege volwassenheid. Naar men aanneemt is de oorzaak afwijzing door ouders of leeftijdsgenoten in de vroege jeugd. Of de aandoening een gevolg is van sterke sociale controle in de jeugd, wordt nog onderzocht.
Uit onderzoek blijkt dat mensen met OPS, net als mensen met een sociale fobie, zeer veel aandacht hebben voor hun eigen reacties in het sociale verkeer. In tegenstelling tot mensen met een sociale fobie letten ze echter ook sterk op de reacties van hun omgeving. De enorme stress die hierbij ontstaat, is mogelijk de verklaring voor het weifelende taalgebruik en de zwijgzaamheid van OPS-lijders. Ze zijn zo druk met het bijhouden van alle sociale interacties, dat spreken vaak moeilijk wordt. Niet alle wetenschappers zijn er overigens van overtuigd dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen OPS en sociale fobie. Een onderzoek uit 2005 concludeert bijvoorbeeld dat de twee stoornissen in wezen in gradatie verschillende uitingen van één stoornis zijn.[1]
Het DSM-IV definieert de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis als een aanhoudend patroon van sociale geremdheid, gevoelens van minderwaardigheid en een overgevoeligheid voor negatieve beoordeling. De stoornis uit zich in de vroege volwassenheid in verschillende situaties. De diagnose kan worden gesteld als sprake is van vier of meer van de volgende situaties:
- De persoon vermijdt activiteiten waarbij veel persoonlijk contact optreedt uit angst voor kritiek, afkeuring of afwijzing.
- De persoon heeft behoefte om met mensen om te gaan maar is hier door angstigheid moeilijk toe in staat tenzij hij/zij er zeker van is geaccepteerd te worden.
- De persoon gaat intieme relaties uit de weg uit angst voor vernedering of om belachelijk gemaakt te worden.
- De persoon is gepreoccupeerd met het idee in de sociale omgang kritiek te krijgen of afgewezen te worden.
- De persoon is geremd in sociale contacten door het gevoel tekort te schieten.
- De persoon ziet zichzelf als sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk of inferieur.
- De persoon is buitengewoon terughoudend om risico's te nemen of nieuwe activiteiten te ontplooien, omdat deze hem/haar in verlegenheid zouden kunnen brengen.
[bewerk] Noten
- ↑ Ralevski et al. Avoidant personality disorder and social phobia: distinct enough to be separate disorders?