Margaretha I (slot Vordingborg, 1353 - Flensburg, 28 oktober 1412) was koningin van Denemarken, Noorwegen en Zweden en de grondlegger van de Kalmarunie. Ze werd geboren in Vordingborg als dochter van Waldemar IV van Denemarken en Helvig van Sonderjylland. Ze trouwde toen ze tien was met koning Haakon VI van Noorwegen, de enige nog levende nakomeling van Magnus VII van Noorwegen. Margaretha's eerste daad na de dood van haar vader in 1375 was het zekerstellen van haar minderjarige zoon Olaf als koning van Denemarken en later ook Noorwegen. Olaf stierf echter in 1387, waarna Margaretha, die het koninkrijk in zijn naam had geregeerd, als regent van Denemarken en Noorwegen aanbleef. Margaretha had in haar tijd van Olaf III al blijk gegeven van haar staatsmansschap door Sleeswijk terug te winnen op de graven van Holstein in 1386. Nu Margaretha echt de macht van Denemarken en Noorwegen had, kon ze haar ogen richten op Zweden, waar de adel in opstand kwam tegen de ongeliefde koning Albrecht van Mecklenburg.Op een conferentie in Dalaborg in 1388 gaven de Zweden Margaretha de soevereiniteit in handen, en toen Albrecht in februari 1389 gevangen genomen werd, was Margaretha de koningin van de drie Scandinavische koninkrijken.
Op 13 juni 1397 werd te Kalmar een acte ondertekend door de drie koninkrijken, dat ze tezamen als koning Erik van Pommeren zouden aanvaarden wanneer hij meerderjarig zou worden. Margaretha was als vrouw namelijk niet gemachtigd officieel koning(in) te zijn. De Kalmarunie was met deze acte ontstaan. Toen Erik meerderjarig werd, werd hij ook door de drie landen erkend als hun koning, maar Margaretha hield nog steeds de touwtjes in handen.
Margaretha stierf onverwacht op haar schip in Flensburg op 28 oktober 1412. Ze werd begraven in de kathedraal van Roskilde.