Lijst van vaktermen in de vestingbouwkunde
Deze pagina bevat een alfabetische lijst van de belangrijkste termen uit de vestingbouw.
Doel van deze lijst is verduidelijking van de voor een leek soms verwarrende brij aan namen en termen die men soms aantreft op pagina's die vestingbouw of (onderdelen van) vestingen behandelen. Bij elke vestingbouwkundige term wordt kort uitgelegd wat het is.
[bewerk] A
- Acces
- Een toegang tot het achter een inundatie gelegen land in de vorm van een hoog terreingedeelte, dijk, kade, land-, spoor- of waterweg.
- Accespost
- Batterij of fort welke een acces kon afsluiten. Voorbeelden zijn fort Spion in Loosdrecht of fort Asperen in Asperen.
- Affuit
- Onderstel van een kanon.
[bewerk] B
- Banket
- Doorgaande ophoging achter de borstwering van een vestingwal of in een loopgraaf, dienende als opstellingsplaats voor infanterie om over de borstwering te kunnen schieten; ook wel banquette.
- Barbacane
- Bolwerk dat voor of om een poort werd geplaatst als extra bescherming van deze poort. Voorbeelden van intacte barbacanes zijn te vinden in Elburg. Andere voorbeelden zijn de door muren aan de hoofdpoort verbonden voorpoort bij de Amsterdamse Poort in Haarlem en de Noordhavenpoort in Zierikzee.
- Bastion
- Vijfhoekige uitbouw in een vestingwal. Speciaal ontworpen ter bestrijding van een 'dode hoek'.
- Bastei
- Een groot, halfrond type bolwerk ontworpen door Albrecht Dürer. Wordt algemeen beschouwd als de voorloper van het bastion.
- Batterij
- Een groep geschut van hetzelfde kaliber dat als een eenheid vuur geeft, of een aldaarniet bevestigde plek waar deze kanonnen worden opgesteld.
- Bedekte weg
- Doorlopende weg om een vesting heen die gedekt werd door een extra tweede vestingwal of door een glacis.
- Beer
- Een dam in een vestinggracht, deze moest het water in de gracht scheiden van zout water of sterk stromend water van een grote waterpartij (zee, meer, rivier) waar een vesting aan kan liggen.
- Bolwerk
- Vaak ronde uitbouw van een vestingmuur. Hieronder vallen ook rondeel en bastei.
- Borstwering
- Een dichte lage muur tot borsthoogte, ter verdediging van de mensen die zich op de vestingwal bevonden.
- Bunker
- Duitse benaming voor in beton uitgevoerde kazematten.
- Bonnettraverse
- Traverse aan de facen van een saillant die door hun ligging beide saillanten dekking geven.
[bewerk] C
- Caponnière
- Plek waar flankerend geschut opgesteld kon worden in een vesting die gebouwd is volgens het Polygonaal stelsel.
- Citadel
- Een fort in of bij een stad dat de functie had om als laatste toevluchtsoord te dienen voor een in de stad gelegerd garnizoen en/of als basis van waaruit een opstandige burgerij kon worden onderdrukt. De enige nog grotendeels intacte citadel in Nederland is de Citadel van 's-Hertogenbosch.
- Contre-Garde
- Voorwerk voor de facen van een bastion maar niet de saillant dekkend.
- Contrescarp
- Tegenover de escarp gelegen en soms bekleed talud.
- Courtine
- Wal tussen twee bolwerken in.
- Couvre-face
- Een voor de facen van een bastion, in de gracht gelegen wal. Niet te verwarren met een halve maan daar deze de vorm heeft van een eilandje in de gracht. Een couvre-face bestaat enkel uit een wal.
- Cunette
- Extra diep stuk in het midden van een vestinggracht. Bedoeld als hindernis voor vijandelijke troepen die door de gracht proberen te waden.
[bewerk] D
- Demi-lune
- Franse naam voor een ravelijn. Niet te verwarren met een Halve maan.
- Dode Hoek
- Gebied vlak voor een vestingwal dat niet door verdedigingsgeschut kan worden bestreken.
[bewerk] E
- Escarp
- Het talud van een gracht aan de zijde van de vestingwal. Het tegenovergelegen talud heet de Contrescarp.
[bewerk] F
- Facen
- De twee naar buiten gerichte zijden van een bastion, ravelijn, flèche, redan of lunet die samenkomen in de meest naar buiten gerichte punt (saillant) van het werk.
- Flank
- Zijkant van een bastion, ravelijn, flèche, redan of lunet. Vanaf hier kan men de naastgelegen courtine en de facen van een hiernaastgelegen werk bestrijken.
- Flèche
- Klein vestingwerk bestaande uit twee wallen en een open keel. Lijkt sterk op een redan.
- Fort
- Klein zelfstandig aan alle kanten te verdedigen vestingwerk. Ter verdediging van strategisch gelegen gebieden en accessen. Men kan onderscheid maken tussen een woonfort (met logies voor een permanent aanwezig garnizoen) en een wachtfort (zonder logiesgebouwen en waar het garnizoen om de zoveel tijd moet worden afgelost).
[bewerk] G
- Glacis
- Flauw aflopend talud, gelegen buiten een vesting.
- Gordijn
- Zie Courtine.
- Gracht
- greppel die benadering van de wal moet bemoeilijken.
[bewerk] H
- Halve maan
- Een soort ravelijn welke zich voor de punt (saillant) van een bastion bevindt. Niet te verwarren met een demi-lune.
- Hoornwerk
- Een voorwerk bestaande uit twee halve bastions met een courtine ertussen.
[bewerk] I
- Inundatie
- Het onder water zetten van een stuk land voor de verdediging van het achterliggende gebied. Over het algemeen zijn de inundaties niet dieper dan enkele decimeters; Te ondiep voor zware boten maar te diep om in het modderige water obstakels als sloten te kunnen zien.
- Italiaans vestingstelsel
- ...
[bewerk] J
[bewerk] K
- Kazemat
- "Bomvrij" onderkomen voor huisvesting van geschut, manschappen of voorraden. Oorspronkelijk ingegraven in rondelen, bastions en andere bolwerken. Later ook als los, zelfstandig bouwwerk. Voorbeelden van kazematten als onderdeel van een bolwerk zijn in Nederland o.a. te vinden en te bezoeken in Naarden, Maastricht en Elburg. Kazematten als losse, zelfstandige bouwwerken zijn te vinden aan beide uiteinden van de Afsluitdijk en langs de gehele Nederlandse kust als onderdeel van de Atlantikwall.
- Keel
- Achterzijde van een bastion of een, qua vorm, van een bastion afgeleid vestingwerk.
- Kroonwerk
- Voorwerk bestaande uit twee halfbastions met een heel bastion er tussen. In Nederland kan men gave voorbeelden van kroonwerken vinden kan men in Bourtange en Klundert.
[bewerk] L
- Linie
- Geheel van elkaar ondersteunende forten, schansen en andere kleinere werken die tot doel hadden om de toegang tot een bepaald gebied af te schermen. Als men over een 'stelling' spreekt, bedoelt men ook een linie. over het algemeen worden de wat kleinere linies aangeduid als een stelling.
- Lunet
- Klein verdedigingswerk met twee facen en veelal korte flanken; doorgaans in de keel open maar kan ook aan de achterzijde gesloten zijn. Kan voorkomen als zelfstandig verdedigingswerk maar kan ook onderdeel zijn van een linie. Soms ook wel aangeduid als ravelijn of halve maan, dit zijn echter twee andere vestingwerken.
[bewerk] M
- Mortier
- Een kanon met een korte, schuin omhoog wijzende loop. Wordt gebruikt om tijdens belegeringen over een vijandelijke vestingwal te schieten. In Naarden zijn ze echter ook gebruikt als verdedigingsmiddel in speciaal, achter het saillant van de bastions, gebouwde mortier-kazematten.
- Monnik
- Een meestal rond obstakel geplaatst op een beer om te voorkomen dat de beren worden gebruikt als middel om de gracht over te steken.
[bewerk] N
- Nieuw Nederlands Vestingstelsel
- Manier van het ontwerpen en construeren van vestingwerken, ontworpen in de tweede helft van de 17e eeuw, door Menno van Coehoorn. Bedoeld als reactie op en verbetering van het Oud Nederlands Vestingstelsel en de Franse manier van vestingbouw zoals ontworpen door Vauban.
[bewerk] O
- Onderwal
- Een lage wal gelegen voor de hoofdwal van een vesting en bedoeld voor de nabijheidsverdediging van een vesting. Vanaf de onderwal konden soldaten met musketvuur aanstormende vijandelijke soldaten bestoken. De onderwal kwam in het Nieuw Nederlands Vestingstelsel niet meer voor omdat het een vesting uiterst kwetsbaar maakte; wanneer de onderwal eenmaal veroverd was kon men vrij gemakkelijk de hoofdwal ondermijnen aangezien verticale verdediging bij een vestingwal niet mogelijk is. In Nederland is een voorbeeld van een onderwal te zien in de vestingwerken van Heusden.
- Oorbom
- Grote holle kogel voor een mortier. De holle kogel kan worden gevuld met kruit, glas en ijzeren scherven om zo als primitieve fragmentatiebom te fungeren. De opening in de bom wordt afgesloten met een speciale kurk waarin een langzaam brandende lont van sas is ingebouwd. De naam slaat op de twee ringen die als oren aan de bom zitten en waarmee de bommen in de loop van het mortier werden getakeld.
- Orreillon
- Onderdeel van de facen van een bastion. De facen werden doorgetrokken tot voorbij de flank van een bastion en boden bescherming tegen geschut dat van tegenover het bastion de flanken probeerde te beschieten. Bastions voorzien van orreillons kan men in Nederland vinden in Naarden, Willemstad, Utrecht (de sterrenwacht) en Hellevoetsluis.
- Oud Nederlands Vestingstelsel
- Een aan de Nederlandse grondstoffen en landschappen aangepaste manier van het ontwerpen en bouwen van vestingwerken, vooral gebruikt tijdens de 16e en de 17e eeuw. Bedoeld als verbetering van de Italiaanse manier van vestingbouw. In Nederland goed bewaarde voorbeelden van volgens deze methode geconstrueerde vestingen zijn Heusden, Woudrichem en Bourtange.
[bewerk] P
- Papenmuts
- Andere benaming voor een dubbele tenaille (voorwerk).
- Polygonaal stelsel
- Een methode van vestingbouw uit de late 19e eeuw waarin vestingen volgens regelmatige veelhoekige vormen werden gebouwd en waarin het geschut voor de flankereing van de grachten werd opgesteld in zgn. caponnières, in plaats van op bastions.
- Poort
- zie stadspoort.
- Parados
- Traverse tegen vijandig rugvuur.
- Paraflanc
- Traverse tegen vijandig vlankvuur.
[bewerk] Q
[bewerk] R
- Ravelijn
- Verdedigbaar eilandje in een vestinggracht, ter verdediging van een achtergelegen vestingwal.
- Ravelijnsgracht
- Gracht voor een ravelijn langs.
- Redan
- Klein vestingwerk bestaande uit twee wallen en een open keel.
- Reduit
- Laatste vluchtplek. Dit kan zijn in de vorm van een klein zelfstandig fort binnen een groter fort (zoals bij Fort bij Rijnauwen, Fort bij Vechten en Fort Blauwkapel bij Utrecht. Het begrip 'reduit' kan ook in meer algemene zin worden gebruikt. Zo werd Amsterdam met haar fortengordel gezien als het reduit van de Vesting Holland.
Retranchement: Klein vestingwerk zonder vaste grondvorm. Dit kan de vorm aannemen van een losse gebastionneerde wal. Dit is ook het geval bij het dorpje Retranchement. Dit dorp is omgeven door een losse gebastionneerde wal met aan ieder uiteinde oorspronkelijk een kleine schans.
- Revettement
- Stenen bekleding van het buitentalud van de vestingwal.
- Rondeel
- Halfrond bolwerk. Even hoog als de stadsmuur met ruimte om bovenop enkele kanonnen te plaatsen. Vaak is het een tot walganghoogte afgebroken waltoren. Soms, zoals bij rondeel 'De Vijf Koppen' in Maastricht, een speciaal gebouwd werk. Kan beschikken over een of meerdere kazematten.
[bewerk] S
- Saillant
- Punt waar twee muren, die de punt van een bastion vormen, elkaar raken.
- Sas
- Fijn, snel brandend buskruit.
- Schans
- Klein type fort. Vervulde meestal een ondersteunende functie in een linie.
- Stadspoort
- Toegang tot een ommuurde of omwalde vestingstad.
[bewerk] T
- Terreplein
- Plein of ruimte binnen een bastion of klein zelfstandig vestingwerk.
- Tenaille
- Benaming voor twee verschillende onderdelen van een vesting. Er kan een buitenwerk mee bedoeld worden waar de buitenste fronten niet bestaan uit (half)bastions, zoals bij hoorn- of kroonwerken, maar uit een in en uitspringende, zigzaggende wal. Een ander werk dat ook een tenaille wordt genoemd is een losse geknikte onderwal tussen twee bastions in.
- Torenfort
- Een type fort gebouwd in de late 19e eeuw. De hoofdbouw van deze forten werd gevormd door massieve stenen torens waarin de logies van de soldaten waren ondergebracht. Deze torens stonden vrij op het fortterrein en werden meestal bekroond door sierkantelen. De filosofie achter een torenfort was dat de ronde vorm het meeste kanonvuur zou af laten ketsen terwijl de toren zelf een enorme concentratie van verdedigend vuur zou kunnen herbergen. Deze bouwerken raakten snel verouderd door de introductie van kanonnen met een getrokken loop. De meeste torens werden aangepast door er een beschuttende aarden wal omheen te leggen en door een aarden dekking op het dak aan te brengen. Voorbeelden van torenforten in Nederland die nu nog gezien kunnen worden zijn: Weesp, Nieuwerslius, Fort Honswijk, Fort Everdingen en Fort Vuren.
- Traverse
- Aarden wal of andere beschutting die haaks op de hoofdwal staat om manschappen en geschut tegen vijandig flankvuur te beschermen.
[bewerk] U
[bewerk] V
- Vesting
- Versterkte stad, kasteel of fort welke een rol speelt in de landsverdediging. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen vestingsteden en andere steden met een omwalling. Niet elke stad die voorzien is van verdedigingswerken is een vestingstad, enkel die steden die op een strategisch belangrijk punt lagen en belangrijk waren voor de landsverdediging kan men als echte vestingstad beschouwen. Het zijn ook deze steden waarbij de vestingwallen steeds werden gemoderniseerd en onderhouden en waarbij men in sommige gevallen nu nog de imposante verdedigingswerken kan zien. Vele andere steden hadden wel verdedigingswerken, maar deze fungeerden enkel ter verdediging van de eigen stad en dan vooral tegen roversbenden en ander gespuis. Zij konden zich maar zeer zelden verdedigen tegen georganiseerde legers.
- Voorwerk
- Een vestingwerk dat tot taak heeft een achterliggende vesting of een fort te verdedigen, maar dat geen onderdeel uitmaakt van de hoofdwal van dat fort of die vesting. Voorbeelden van voorwerken zijn: kroonwerken, hoornwerken, ravelijnen, halve manen en couvre-faces.
[bewerk] W
- Wal
- Aarden of stenen muur, opgeworpen ter verdediging van een stad of kasteel.
- Waltoren
- Toren in een vestingmuur. Kan bedoeld zijn als uitzichtpost, opslagplaats, of voor het geven van (flankerings)vuur.
- Wapenplaats
- Open ruimte achter een punt in de buitenwal of glacis, waar men manschappen en/of wapens kon samenbrengen om te hergroeperen of te verdelen.
- Waterlinie
- Aaneengesloten stelsel van inundaties. Forten bewaken accessen door de inundaties en andere strategische plekken. Belangrijke waterlinies in Nederland zijn de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Amsterdamse Waterlinie en de Grebbelinie.
[bewerk] X
[bewerk] Y
[bewerk] Z
- Zwaluwstaart
- Een type tenaille (in de hoedanigheid van buitenwerk), waarbij de naar het front gerichte zijde bestaat uit een naar binnen geknikte wal. Het geheel heeft op een plattegrond iets weg van een zwaluwstaart. Het voorwerk dat op de afbeelding hieronder met nummer 20 is aangegeven, is een zwaluwstaart.
[bewerk] Zie ook
- Lijst van Nederlandse vestingsteden en versterkte steden
- Lijst van Belgische vestingsteden en versterkte steden