Kerkelijke Staat
Vlag | Wapen |
---|---|
Kaart | |
Hoofdstad | Rome |
Regeringsvorm | Theocratie |
Staatshoofd | Paus |
Dynastie | n.v.t. (Lijst van pausen) |
Bestaan | 756-1870 |
Ontstaan uit | |
Opgegaan in | Italië |
Oppervlakte | 41.187 km² (1859) |
Inwoners | 3.125.000 (1859) |
Taal | Italiaans, Latijn |
Religie | rooms-katholiek |
Munteenheid | Lire |
De Kerkelijke Staat was het gebied in Midden-Italië inclusief Rome waarvan de paus van 756 tot 1870 wereldlijk soeverein was. Het omvatte op den duur de huidige Italiaanse regio's Latium, Umbrië, Marken en Emilia-Romagna.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
[bewerk] Middeleeuwen
De pausen hadden reeds in de 4e eeuw aanzienlijke grondgebieden rond Rome verworven, het Patrimonium Petri. Ze wisten dit in de 5e eeuw uit te breiden door bescherming tegen invallende barbaren te bieden. Deze bezittingen maakten de bisschop van Rome in de 6e eeuw een van de grootste grondbezitters in Italië. Door de hervormingen van paus Gregorius I en het overstappen op een centraal bestuur kreeg dit gebied sterker het karakter van een eenheidsstaat, waarop de pausen met een beroep op een door Constantijn de Grote uitgevaardigde oorkonde, de later als vervalsing ontmaskerde Donatio Constantini, aanspraak maakten.
Paus Stephanus II (III) riep in 754 de hulp van Pepijn de Korte in om de binnenvallende Longobardenkoning Aistulf af te slaan. Pepijn heroverde de bezette gebieden en schonk ze geheel aan de paus (Pepijnse Schenking), daarmee de aanspraken van het Byzantijnse Rijk negerend. De paus werd hiermee heerser over Ravenna, de Pentapolis en de regio rondom Rome. In de 11e eeuw kwam door een alliantie met de Noormannen ook het hertogdom Benevento in pauselijk bezit.
De Staat wist gedurende de Middeleeuwen zijn soevereiniteit te bewaren. Deze stelde deze in de praktijk echter vaak niet veel voor, met name in de periode dat de pausen in Avignon resideerden. Gedurende de Renaissance trachtten de pausen hun gezag weer te versterken en in de 15e eeuw werden gebieden rondom Parma, Modena, Bologna, Ferrara, Romagna en Perugia aan de Kerkelijke Staat toegevoegd, die onder paus Julius II zijn grootste omvang bereikte. De betekenis van de staat nam na de 16e eeuw weer af en deze speelde in de internationale politiek geen rol van betekenis.
[bewerk] Napoleontische tijd
De Franse Revolutie en de nasleep hadden desastreuze gevolgen voor de staat. De steden Modena, Bologna, Ferrara en Romagna werden de Kerkelijke Staat na de Franse invasie in 1797 ontnomen om de nieuwe Cispadaanse Republiek te vormen, die later samen met de Transpadaanse Republiek de Cisalpijnse Republiek vormde. Een jaar later werd de Staat geheel bezet, waarop de Fransen de Romeinse Republiek uitriepen. Paus Pius VI stierf in 1799 in ballingschap. De staat werd in 1800 hersteld, maar in 1808 opnieuw bezet toen deze in het Koninkrijk Italië opging.
[bewerk] Na 1815
De in deze periode geïntroduceerde liberale denkbeelden speelden ook na de restauratie van de Kerkelijke Staat door het Congres van Wenen (1815) een rol. In 1830/1831 vonden revoluties plaats tegen het reactionaire kerkelijke regime. Bij een nieuwe revolutie in 1849 werd paus Pius IX tijdelijk verdreven en een nieuwe liberale Romeinse Republiek gesticht, die echter nog datzelfde jaar met hulp van Frankrijk, Oostenrijk en de Beide Siciliën werd heroverd.
De Kerkelijke Staat vormde voor het Risorgimento (de Italiaanse eenheidsbeweging op liberale en patriottische grondslag) een obstakel, omdat hij Italië in tweeën verdeelde en buitenlandse mogenheden het beschermden. Na de Oostenrijkse nederlaag in 1859 stemden de pauselijke gebieden Emilia, Umbrië en Marken echter voor toetreding tot het Koninkrijk Italië. De paus restte nu nog slechts Latium, het oude Patrimonium Petri.
Het einde kwam toen de Franse troepen die zich sinds 1849 in de Pauselijke Staat ophielden zich in 1870 terugtrokken naar aanleiding van de Franse nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog, waarop Victor Emanuel II het gehele gebied veroverde. Italië erkende in 1871 de onschendbaarheid en soevereiniteit van de paus, maar wees deze geen territorium toe. De Heilige Stoel weigerde de positie en bevoegdheid van de nieuwe Italiaanse overheid wettelijk vast te stellen en paus Pius IX en zijn opvolgers tot Pius XI weigerden zich dan ook buiten het Vaticaan te begeven.
Dit dispuut werd pas onder Benito Mussolini door de Verdragen van Lateranen in 1929 opgelost door erkenning van de soevereiniteit van Vaticaanstad.