Kasteel De Gelderse Toren
Kasteel de Gelderse Toren is een grote ronde toren en ligt in Spankeren (gemeente Rheden) aan de Gelderse IJssel. Het kasteel wordt voor het eerst genoemd in 1179.
[bewerk] Bouwgeschiedenis
De eerste hof dateert van vóór 1179 en hoe deze eruit gezien heeft weten we niet. De fundamenten van de huidige toren dateren uit de dertiende eeuw. In 1535 werd de toren grotendeels afgebroken en werd een nieuwe hierop gebouwd. Deze was zodanig bouwvallig geworden, dat in 1868 werd besloten de oude toren tot aan de eerste verdieping af te breken en op het restant in neo-gotische stijl van die tijd een nieuw gedeelte te zetten. De architect was Jan Brink Evers. De buitenmuren werden grijs gepleisterd om het verschil in stenen niet te kunnen zien. Tegenwoordig ziet het er nog steeds zo uit en het is in de winter goed te zien vanaf de provinciale weg van Arnhem naar Zutphen, wanneer de bomen kaal zijn.
[bewerk] Eigenaren
Het was vanouds een bezit van de graven van Zutphen, waarbij door het huwelijk van de erfdochter Ermgard met graaf Gerhard II van Gelre, ook dit goed aan de bekende graven (later hertogen) van Gelre kwam. Het was Hertog Karel van Gelre die in 1535 opdracht gaf de toren grotendeels af te breken en weer op te bouwen. De hertogen woonden hier overigens niet, maar deze Karel schonk het aan zijn bastaardzoon Karel, die op 4 mei 1538 trouwde met Fenna van Broeckhuysen, zodat er Van Gelder op kwam te wonen. Hun zoon wederom Karel geheten, schonk het aan zijn zuster Catharina gehuwd met Herman van Delen. Hun zoon Karel verkocht het aan Wilt van Broeckhuysen. Diens zoon Wilt Jan was gehuwd met Geertruida Freda van Nagell, en het ging vervolgens naar hun dochter Fenna Helena Aleyda van Broeckhuysen, die met G.J. van Rhemen tot Rhemershuizen in 1707 gehuwd was. Via hun zoon Gerrit Jan kwam het aan hun kleinzoon Wilt Gerrit Jan, die in 1827 overleed. Zijn kleinzoon Mr. Frederik August van Rhemen tot Rhemershuizen overleed ongehuwd in 1863 en had het juridisch al overgedragen aan zijn neefje Alexander baron van Rhemen tot Rhemershuizen, die het bouwvallige huis gedeeltelijk liet slopen en opbouwen in 1868. Hij overleed al in 1877 en na het overlijden van zijn vrouw (C.C. van Leembruggen) in 1921 werd het verkocht aan J.S. Wurfbain en later diens zoon Mr. J.G. Wurfbain. Vervolgens werd het verkocht aan een besloten vennootschap van de antiekhandelaar Ruyten, die failliet ging, waarna het via een veiling verkocht werd.