Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen
Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen (Berlijn, 7 augustus 1751 – Paleis het Loo, 9 juni 1820), Prinses van Pruisen, was een dochter van prins August Willem van Pruisen en diens vrouw Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel.
Op 4 oktober 1767 trouwde Wilhelmina met erfstadhouder Willem V. Het echtpaar kreeg vijf kinderen:
- Naamloze zoon (23 maart 1769 - 24 maart 1769)
- Frederica Louisa Wilhelmina (28 november 1770 - 15 oktober 1819), echtgenote van Karel George van Brunswijk-Wolfenbüttel
- Naamloze zoon (doodgeboren op 6 augustus 1771)
- Willem Frederik (24 augustus 1772 - 12 december 1843), de latere koning Willem I van Nederland, getrouwd met Wilhelmina van Pruisen
- Willem George Frederik (15 februari 1774 - 6 januari 1799)
Omdat zij in doortastenheid haar man overtrof, was haar invloed op het beleid niet gering. Vooral nadat de geheime raadsman van de prins, de hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel, een broer van haar moeder, al zijn functies moest afleggen.
Na Brunswijks vertrek in oktober 1784 bemoeide zij zich meer direct met de politiek. In september 1785 werd de wanhopig prins gedwongen Den Haag te verlaten. Hij stuurde zijn vrouw en vorstelijke spruiten naar Friesland en kwam zelf twee weken later. Het echtpaar bewoonde het Loo, maar vertrok uiteindelijk naar Nijmegen, dichterbij de grens. Haar oom Frederik de Grote en haar broer Frederik Willem minachtten haar man en spoorden haar aan hem te verlaten, als hij geen kans zag tot een akkoord te komen met de partij der patriotten. Zij weigerde dit echter en bleef achter haar man staan. In november 1786 versterkte zij het contact met haar broer, die in augustus van dat jaar op de troon was gekomen. Ze trok op 28 juni van Nijmegen richting Den Haag, om daar het volksverzet tegen de patriotten te stimuleren. De prins wilde hier in eerste instantie niets van weten, maar na consultatie van de prinsgezinde Gijsbert Karel van Hogendorp, stemde hij hierin toe. Zij werd bij het riviertje de Vlist door een korps van de Commissie ter Defensie van Holland aangehouden en uit de provincie Holland verwijderd. Deze daad werd later bekend als "de aanhouding bij Goejanverwellesluis".
Zij spoorde vervolgens haar broer aan tot militair ingrijpen en dit leidde tot een ultimatum en een Pruisische bezetting. Op 23 september keerde de stadhouder naar Den Haag terug, drie dagen na zijn vrouw. In januari 1795 week het prinselijk gezin uit naar Engeland. Van 1802 tot 1806 woonde het gezin afwisselend in Nassau en in Brunswijk. Op 10 januari 1814 keerde ze terug naar Nederland, nadat Willem op 9 april 1806 was overleden. Vanaf 1814 woont ze in Haarlem in Paviljoen Welgelegen in de Haarlemmerhout, hier overlijdt ze in 1820. Nadat haar lichaam twee jaar in Apeldoorn had gelegen, werd zij twee jaar later in de nieuwe kelder van de grafkelder van de Oranjes in Delft bijgezet.