Ericsson
Ericsson (Telefonaktiebolaget L. M. Ericsson) is een Zweedse fabrikant van telecommunicatie apparatuur, opgericht in 1876 als een reparatiewinkel voor telegrafie apparatuur door Lars Magnus Ericsson. In het begin van de 20e eeuw domineerde Ericsson de markt voor handmatige telefooncentrales maar was laat met de introductie van automatische centrales. 's Werelds grootste handmatige telefooncentrale, voor 60.000 lijnen, werd door Ericsson geïnstalleerd in 1916 in Moskou. In de jaren 90, had Ericsson een marktaandeel van 35-40 procent van mobiele telefoonsystemen.
Met het hoofdkantoor in Stockholm, Zweden, vormt Ericsson een onderdeel van de zogenaamde Wireless Valley.
Net als het grootste gedeelte van de telecommunicatie industrie leed Ericsson in de late jaren 90 grote verliezen. Het bedrijf moest wereldwijd tienduizenden mensen ontslaan om de verliezen te beperken.
Sinds 2004 echter, heeft Ericsson weer operationele winst. De verliesgevende mobiele handset divisie werd omgezet in een joint-venture met Sony, genaamd Sony Ericsson. Ericsson concentreert zich nu op zijn kernactiviteiten: levering van infrastructuur voor alle belangrijke mobiele technologieën en modernisering van bestaande koperen leidingen voor breedband toepassingen.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Lars Magnus Ericsson startte samen met zijn vriend Carl Johan Andersson een technische reparatie winkel. Het bedrijf was gevestigd aan Drottninggatan 15, in het centrum van Stockholm. In 1878 kreeg Ericsson de opdracht van de lokale importeur Numa Peterson om een aantal telefoons van Bell aan te passen. Dit vormde voor hem de inspiratie om een aantal Siemens telefoons te kopen en telefoon apparatuur verder te bestuderen. Het dient te worden opgemerkt dat Ericsson gedurende zijn opleiding een aantal jaren daarvoor bij Siemens gestudeerd heeft. Aan het eind van dat jaar begon hij zelf telefoons te fabriceren, welke veel leken op de Siemens telefoons. Hij bracht zijn eerste product in 1879 op de markt.
Omdat het telefoonnetwerk van Stockholm in die jaren sterk uitbreidde, vormde het bedrijf zich om in een producent van telefoons. Echter, toen Bell het grootste telefoonnetwerk van Stockholm kocht, stond deze toe dat alleen hun telefoons daarbij gebruikt werden. Hierdoor werd Ericsson gedwongen zijn telefoons te verkopen aan onafhankelijke telefoniebedrijven op het Zweedse platteland en in andere Noordse landen.
De hoge prijs van Bell apparatuur en diensten leidde er toe dat Henrik Tore Cedergren in 1883 een onafhankelijk telefoniebedrijf oprichtte met de naam Stockholms Allmänna Telefonaktiebolag. Omdat Bell geen apparatuur aan concurrenten leverde, vormde Cedergen een pact met Ericsson, die de apparatuur voor zijn netwerk leverde. In 1918 gingen de twee bedrijven samen in Allmänna Telefonaktiebolaget LM Ericsson.
In 1884 werd de handmatige telefooncentrale met meervoudig schakelbord min of meer gekopieerd van het ontwerp van C. E. Scribner van Western Electric. Aangezien het ontwerp (US patent 529421 sinds 1879) niet gepatenteerd was in Zweden, was volledig legaal.
Een technicus van Stockholms Allmänna Telefonaktiebolag genaamd Anton Avén, combineerde in 1887 het luister- en het spreekgedeelte van een toentertijd standaard telefoontoestel in één onderdeel; de handset. Dit werd gebruikt door medewerkers van de centrales die een hand vrij moesten hebben terwijl ze met de klanten praatten. Deze uitvinding werd opgepakt door LM Ericsson en in de Ericsson producten toegepast. Het eerste product hiermee was een telefoon genaamd The Dachshund.
In 1925 kreeg Karl Fredric Wincrantz controle over het bedrijf omdat hij het merendeel van de aandelen had bemachtigd. Het bedrijf werd hernoemd in Telefon AB LM Ericsson. In die tijd begon Ivar Kreuger, als belangrijke eigenaar van de holding companies van Wincratz, belangstelling te vertonen in het bedrijf,
In 1928 begon Ericsson met zijn traditie van "A" en "B" aandelen, waarbij een "A" aandeel in stemverhouding gelijk stond aan 1000 "B" aandelen. Hierdoor kon Ericsson door slechts een beperkt aantal "A" aandelen te bezitten toch controle over het bedrijf uitoefenen, zonder een meerderheid van de aandelen te bezitten. Door een groot aantal "B" aandelen uit te geven, kon veel geld voor het bedrijf gegeneerd worden, terwijl toch een status quo van krachtsverhoudingen behouden kon worden.
In 1930 vond een tweede emissie van "B" aandelen plaats. Hierdoor kon Kreuger met een mix van "A" en "B" aandelen het bedrijf overnemen. He kocht deze aandelen met geld dat hij van Ericsson geleend had, met als onderpand Duitse staats obligaties. Vervolgens nam hij een grote lening van zijn eigen bedrijf Kreuger & Toll van ITT waarbij hij grote delen van Ericsson als onderpand gaf. Als gevolg van deze constructie had Kreuger Ericsson met het geld van het bedrijf zelf gekocht.
Dit alles had tot gevolg dat Ericsson na de dood van Kreuger in 1932 dichtbij een faillissement was. Dit werd voorkomen doordat Marcus Wallenberg (jr.) een deal sloot met verschillende Zweedse banken om Ericsson te redden. Een van deze banken, Stockholms Enskilda Bank (mede eigendom van de Wallenberg familie), verhoogde geleidelijk het aantal "A" aandelen. In 1960 sloot de Wallenberg familie uiteindelijk een deal met ITT om hun Ericsson aandelen over te nemen.
[bewerk] Referenties
- John Meurling & Richard Jeans (1994) A switch in time: AXE — creating a foundation for the information age. London: Communications Week International. ISBN 0952403110 . (Engelstalig)
- John Meurling & Richard Jeans (1997). The ugly duckling. Stockholm: Ericsson Mobile Communications. ISBN 91-630-5452-3. (Engelstalig)
- John Meurling & Richard Jeans (2000). The Ericsson Chronicle: 125 years in telecommunications. Stockholm: Informationsförlaget. ISBN 91-7736-464-3. (Engelstalig)
- The Mobile Phone Book: The Invention of the Mobile Telephone Industry. ISBN 0952403102
[bewerk] Zie ook
- Sony Ericsson
- Ericsson Telecommunicatie BV.- de Nederlandse tak