Effect (snooker)
In het snooker kan een speler verschillende soorten effect op de cueball (de witte speelbal) zetten. Het gebruik van effect is een van de belangrijkste middelen om de cueball onder controle te houden tijdens het spel, om hem met andere woorden goed te leggen voor een volgende stoot of hem in een moeilijke positie te leggen voor de tegenstander. De positie van de cueball wordt daarnaast ook bepaald door de hardheid waarmee men speelt.
Als er geen effect (of bijna geen, er zal altijd wel een beetje effect zijn) wordt gebruikt (het zogenaamde stun), zal de cueball (in een rechte lijn) weinig of niet meer bewegen nadat hij een andere geraakt heeft of (wanneer een bal onder een bepaalde hoek geraakt wordt) onder de natuurlijke hoek doorrollen. Hiervoor moet de cueball net iets onder het midden geraakt worden. Deze effecten worden regelmatig gebruikt:
- Topspin: hiervoor moet de cueball aan de bovenkant geraakt worden. De cueball zal verder bewegen nadat hij een andere bal geraakt heeft, bij een rechte stoot zal deze de gespeelde bal achternagaan. Hoe hoger de cueball geraakt wordt, hoe sterker dit effect is, maar de keu kan 'afketsen' op de bal wanneer deze te hoog gespeeld wordt.
- Backspin: hiervoor moet de cueball aan de onderkant geraakt worden (dit wordt ook wel een screwshot genoemd). De cueball zal terugkomen nadat hij een andere bal geraakt heeft. De cueball kan wel opspringen wanneer deze te laag gespeeld wordt en er kan zelfs een gat in het laken gemaakt worden wanneer een krachtige stoot resulteert in een 'springbal', dus voor beginners is het aangeraden voorzichtig te zijn met diepe screwshots.
- Sidespin: hiervoor moet de cueball aan de linker- of rechterkant geraakt worden, eventueel aan de boven- of onderkant om sidespin te combineren met topspin of backspin. Sidespin kan verschillende doelen hebben; wanneer naar de band gespeeld wordt, zal de bal verder dan normaal terugkaatsen naar rechts indien de cueball rechts geraakt is en vice versa. Met sidespin kan er ook voor gezorgd worden dat de cueball in een boogvormige baan beweegt na een andere bal te hebben geraakt.
- Swerve: een soort combinatie tussen topspin en sidespin; de cueball wordt 'uit de hoogte' geraakt (met de keu ongeveer 45 graden naar boven gericht). Wordt hij links geraakt, dan zal de cueball een bocht naar rechts maken en vice versa. Het vereist veel training om swerveshots gericht en met precisie te kunnen spelen.
De natuurlijke hoek is 90°. Een cueball zonder effect zal dus loodrecht verder rollen ten opzichte van de lijn tussen de gespeelde bal en de pocket waar hij naar gespeeld is. Bij gebruik van topspin zal de hoek kleiner zijn (de bal rolt verder door), bij backspin groter (de bal rolt een stukje terug).
Hoe 'dunner' de gespeelde bal geraakt wordt, hoe meer kracht de cueball zal behouden. Dat verklaart ook waarom de cueball in een rechte lijn, zonder gebruik van effect, blijft liggen na aanraking met de gespeelde bal: alle energie is in die bal overgegaan. Het is voor een break meestal dan ook slecht als de cueball en de te spelen bal in lijn met het pocket liggen; met top- en backspin kan de cueball wel iets verder rollen of terugrollen, maar het is moeilijk om hem naar links of rechts te krijgen.
Voor alle soorten effect geldt: oefening baart kunst. Enkel door proberen en oefenen kan men ondervinden hoe elk effect het best bereikt kan worden en hoe hard de cueball daarvoor gespeeld moet worden. Het laken op de tafel en de keu hebben ook een belangrijke invloed.
Zorg er altijd voor dat er voldoende krijt op de pomerans van de keu is, want anders kan een stoot met effect verkeerd aflopen.
Snooker |
---|
Jargon | Maximumbreak | Effect | Gesnookerd | Hulpstukken | Spelers | Toernooien |