Criminologie
Criminologie is een objectwetenschap en bestudeert dus een specifiek onderzoeksobject: criminaliteit en delinquentie(deviantie), de maatschappelijke reactie op criminaliteit, het proces van (de)criminalisering. Enkele subdomeinen zijn policing, penologie en sentencing, victimologie, (on)veiligheid en preventie. In de Criminologie wordt tevens gebruikgemaakt van verschillende disciplinaire invalshoeken om dit onderssubject te beschouwen:
- Psychologie: Criminologische Psychologie en Rechtspsychologie.
- Sociologie: Criminologische Sociologie en Rechtsociologie.
- Recht: Strafrecht.
- Filosofie: Cultuurfilosofie, e.a.
- Wiskunde: Statistiek.
- Geneeskunde: Forensische psychiatrie of Psychopathologie
- Ook kan gebruikgemaakt worden van
- Antropologie voor bijvoorbeeld onderzoek naar criminaliteit bij bepaalde etnische groepen
- Economie voor bijvoorbeeld de studie van effectiviteit van straffen via het economisch concept van ellasticiteit.
[bewerk] Verklaringen van criminaliteit
[bewerk] Het klassiek paradigma
Het klassiek paradigma gaat uit van een rationeel mensbeeld. Delinquent en (crimineel) gedrag wordt gezien in termen van vrije wil of keuze. Dit heeft individuele verantwoordelijkheid tot gevolg waardoor er mogelijkheid is tot repressie: straf. Het klassiek paradigma heeft zijn wortels in het 'sociaal-contract denken' en het 'utilitarisme'. Volgende stromingen kunnen onderscheiden worden
[bewerk] Afschrikking
Volgens het principe dat handelingen achterwege worden gelaten vanwege de negatieve gevolgen ervan. Zo komt men tot de overtuiging dat men straffen moet opleggen om mensen af te schrikken delicten te plegen, zowel individueel (de persoon, dader zelf, om te voorkomen dat deze opnieuw strafbare feiten begaat; dat heet speciale preventie) als algemeen (potentiële daders en de samenleving als geheel, ter voorkoming van criminaliteit, de generale preventie)
[bewerk] Situationele benadering en gelegenheidstheorie
Niet persoonsgebonden, maar omgevingsgebonden factoren liggen aan de basis van criminaliteit. Steden zijn onveilig vanwege de gelegenheid tot criminaliteit die er is.
[bewerk] De routine activities benadering
Een macrosociologische verklaring die stelt dat criminaliteit functie is van toeval en van het tegelijkertijd optreden van aanwezigheid van gemotiveerde daders, een aantrekkelijk doelwit en afwezigheid van adequaat toezicht.
[bewerk] Rechts realisme
Het Rechts realisme legt de nadruk op de kosten/baten en daarin vooral op de kosten (kosten verhogen of baten verlagen). Men moet vooral de nadruk leggen op zekerheid van de straf en op snelheid van straf, niet op de zwaarte van de straf want dit zou tot wraak leiden. Dus de pakkans, veroordelingskans en de kans op gevangenisstraf. Aan de kant van de baten moet de aantrekkelijkheid van alternatieven worden verhoogd.
[bewerk] Het positivistisch paradigma
[bewerk] De biologische stroming
In de biologische stroming wordt naar oorzaken en wetmatigheden van criminaliteit gezocht in het individu waar een link wordt gelegd tussen criminaliteit en lichamelijke factoren. De biologische stroming kan onderverdeeld worden in verschillende subgroepen:
[bewerk] Vroege biologische theorieën van Lombroso, Ferri en Garofalo
- Lombroso: De idee is dat deliquentie aangeboren afwijkingen zijn tegenvolge van degeneratieve stigmate, overgegeven van vroegere generaties (assymetrie in het gezicht, zware kaken, ongewoon grote of kleine oren, flaporen, wijkende kin, lange armen, extra vingers of tenen). Dit hangt samen met afwijkend gedrag: grote beweeglijkheid, ongevoeligheid voor pijn, luiheid, ijdelheid, gokzucht. De aanpak van criminaliteit bestaat er dan in een behandeling en gedragsverandering te bewerkstelligen in functie van reïntegratie.
- Ferri: Volgens Ferri is criminaliteit functie van een aantal fysische factoren (ras, temperament, ...), individuele kenmerken (psyche, leeftijd, sekse,...) en sociale factoren (godsdienst, populatie, cultuur, ...). Als men criminaliteit wil aanpakken moet men de levensomstandigheden (sociale factoren) verbeteren: subsidiering van woningen, geboortecontrole (bij groepen/mensen die veel criminaliteit plegen)en zorgen voor openbare ontspanningsfaciliteiten.
- Garofalo: De samenleving is een natuurlijk lichaam. Misdaad/inbreuken tegen die samenleving, zijn tegen de natuur van de samenleving. Delicten gaan in tegen het respect voor de eigendomsrechten van anderen (inbreuken tegen eigendomsrechten) en de afkeer die men ervaart bij het toedienen van schade/pijn aan anderen (inbreuken tegen personen). Gedragsregels worden afgeleid uit logisch denken. Bij delinquenten ontbreekt het aan logisch denken en ontwikkelde altruïstische gevoelens. Wie zich niet aan de natuurlijke wetten kan houden, dient ‘uitgeschakeld’ te worden: op transport naar kolonies overzee of levenslange gevangenis.
[bewerk] Criminaliteit bepaald door erfelijkheid
Deze denkpiste is op het einde van de 19e eeuw ontstaan en stelt dat criminaliteit een aangeboren (erfelijk) kenmerk is, zoals andere fysische kenmerken. In wetenschappelijk onderzoek zijn er 3 pistes ingegaan, waar men trachte deze stelling te staven aan de hand van bepaalde indicatoren.
- Delinquente families
- Identieke tweelingen
- Adoptie onderzoek
[bewerk] Criminaliteit als gevolg van genetische afwijkingen
Mannen met een extra Y-chromosoom (mannelijk) zouden agressiever zijn, mannen met een extra X-chromosoom(vrouwelijker), een gebrek aan mannelijkheid. Mannen met een XYY-constellatie zouden al op lagere leeftijd reeds veroordeling hebben, onstabiel zijn, immatuur, zonder schuldgevoel en meerdere schijnbaar zinloze vermogensdelicten begaan(Price en Watmore, 1967). Later onderzoek toont echter aan dat een vast XYY chromosoom niet bestaat en dat bij de grote meerderheid van XYY en XYX gevallen er geen sprake is van delinquentie. Al zou er een systematisch verband zijn, dan moet men nog altijd rekening houden met het effect van stigmatisering/labbeling.
[bewerk] Criminaliteit als gevolg van somatype
De aanleg voor criminaliteit wordt weerspiegeld in de vorm van het lichaam.
- De typologie van Kretschmer (1921)
- Astentiekers: magere ribbenkast
- Athletici: breedgeschouderd, brede borstkast, sterke benen, gespierde buik
- Pycnici: middelmatige lichaamsbouw, ‘dikkertjes’, ronde schouders, breed gezicht, korte handen
- Mengtype
- Asthenici en athletici zouden vaak een schizofrene persoonlijkheid vertonen, pycnici daarentegen een bipolaire stoornis.
- De typologie van Scheldon (1949)(gebaseerd op eerder jonge mensen (15-21j))
- Samenhang tussen lichaamstype en temperament
- Endomorf: gesteld op ontspanning, lekker eten, gezelligheid, luxe, behoefte aan affectie, traag reageren
- Mesomorf: neiging tot activiteit, dynamiek, avontuurlijkheid, moed, lawaaierigheid, assertiviteit, dominantie en agressie
- Ectomorf: introvertie, sociale geremdheid, veel klachten over lichaamsfuncties, overgevoeligheid voor prikkels, krampachtigheid in gedrag, gerote behoefte aan privacy
- De samenhang tussen lichaamstype en criminaliteit zou er dan in bestaan dat 60% van de delinquenten eerder mesomorf is (Glueck en Glueck, 1950). Toch is het niet duidelijk of het nu lichaamsbouw is of er meer speelt, zoals een labelling-effect. Al zou er een verband zijn dan is er mogelijks een derde verklaring, zoals bvb. een socio-culturele verklaring (relatieve deprivatie, tot bepaalde klasse behoren)
[bewerk] Criminaliteit als gevolg van hersenletsels
Deze theorieën zeggen niet dat criminaliteit het gevolg is van hersenletsels, daar is weinig bevestiging voor. Echter wijzen enkele case-studies op een mogelijke band tussen criminaliteit en:
- MBD(kleine minimale brain disorders): via leermoeilijkheden, ook een verband met vergeetachtigheid, concentratieverlies en verminderde spontaniteit in het denken
- Organische psychosen
- Encephalitis: destructiviteit, impulsiviteit, afwijkend seksueel gedrag, brandstichting
- Seniliteit: paranormale desilusies, deviant seksueel gedrag en brandstichting
- Chorea van Huntington: ongecontroleerde beweging, apathie en depressie
- Hersentumor (temporele hersenlob): activeren van het neurologisch systeem m.b.t. tot agressie. Dit kan leiden tot woede- en geweldexplosies
- Epilepsie (temporele hersenlob): kan leiden tot uitbarsting van geweld
- ADHD: leerproblemen etc.
Verder wijst (experimenteel)onderzoek op een band tussen agressie en stoornissen in het limbisch systeem. Soms zou er ook een band zijn tussen EEG-stoornissen en zware criminaliteit (geweld, moord).
[bewerk] Criminaliteit als gevolg van specifieke chemische processen
Bij neurotransmitters (dopanine, sertonine en noradreline) zou er een band zijn tussen sertonine en impulsief gewelddadig gedrag en tussen lagere sertonine concentraties in het bloed bij antisociale groepen.
Bij seksuele hormonen zou testosteron tot meer agressie leiden, doch stelt men vooral een band met verbale agressie. Waarbij een lage testosteronspiegel op verminderde agressie en seksualiteit wijst. Ook zou er enige correlatie zijn tussen het testosteronniveau en het leeftijdsniveau waarop men criminaliteit pleegt. Anderen zeggen dat de behandeling met testosteron (verhogen, verlagen) geen impact heeft op agressie, maar wel op seksuele interesse. Ook blijkt dat er geen correlatie is tussen de zelf geraporteerde agressie-testosteronspiegel bij normale populaties, en dat testosteron wellicht functie kan zijn van sociale factoren. Uit onderzoek is gebleken dat de testosteronspiegel van apen verhoogt of verlaagt naargelang ze stijgen of dalen in de sociale hiërarchie.
[bewerk] De psychologische stroming
Juist zoals bij de biologische stroming wordt gezocht naar oorzaken en wetmatigheden van criminaliteit in het individu, maar criminaliteit wordt bekeken vanuit een specifiek psychologische invalshoek. Vanuit een vrije wil benadering zoals bij afschrikkingstheorieën of vanuit een visie waarin men de delinquente ziet als een 'zieke' of 'afwijkende'. Bij deze kan men verschillende subgroepen onderscheiden:
[bewerk] Psycho-dynamische theorieën
Hier worden de uitgangspunten van de klassieke psycho-analyse van Freud gebruikt om naar criminaliteit te kijken. Het psychisch functioneren berust op interactie van 3 concepten : Id, Ego, Super-ego die als hydraulische systeem werken
- Id: egocentrisch lustprincipe en destructieve impulsen
- Ego: geleid door het realiteitsprincipe. Realiteitsgericht denken en verbeelding.(vb. uitstellen van gratificatie)
- Super-ego: geïnternaliseerde groepsnormen.
- Geweten: morele normen
- Ego-ideaal: ideaalbeeld van zichzelf
Zo kunnen bvb. psychopaten gezien worden als mensen met een zwak super-ego. Bij mensen met een sterk super-ego kunnen zeer sterke schuldgevoelens niet als gevolg maar als oorzaak van criminaliteit beschouwd worden.
[bewerk] Biologisch-psychologische theorieën
Eysenck legt via biologische substraten en leerprocessen een multi-factoriele band met criminaliteit. Volgens hem hangt extravertie(personen die sociaal zijn, vrienden maken, niet graag alleen zijn, risico’s nemen (opwinding), impulsief, agressief, emoties niet goed onder controle kunnen houden) samen met het activatieniveau van de hersenen ('corticale arousal'). Extraverten hebben een lage arousal waardoor ze meer stimulatie vereisen ('sensation seeking') wat geneigdheid tot criminaliteit veroorzaakt. Andere persoonlijkheidsdimensies, zoals en neuroticisme en psychoticisme, kunnen dit effect versterken.
[bewerk] Cognitieve ontwikkelingstheorieën
Stelt dat de delinquent is blijven hangen in lagere morele stadia.(Piaget, Kohlberg)
[bewerk] Persoonlijkheidstheorieën
Gebruiken bepaalde constructen om een onderscheid te maken tussen delinquenten en niet-delinquenten. Zoals intelligentie, zelf-controle, attitudes, waarden, opvattingen, zelfbeeld, denkstijlen. Zo is er een gemiddeld verschil van 7-8 IQ-punten in het nadeel van de delinquent, met de niet-delinquent.
[bewerk] Leertheorieën
Criminaliteit is, zoals elk ander gedrag, aangeleerd gedrag.
[bewerk] Socio-psychologische theorieën
Criminaliteit wordt bekeken in een socio-psychologische context, met concepten als daar zijn 'groepsdruk', 'familiale invloeden', 'peers'.
[bewerk] De sociologische stroming
In de sociologische stroming wordt naar oorzaken en wetmatigheden van criminaliteit gezocht in de sociale leefomgeving. Volgende subgroepen kunnen worden onderscheiden
[bewerk] Anomie of spanningstheorieën
[bewerk] Voorloper: Durkheim en sociale desorganisatie
Durkheim ziet criminaliteit in tijd en ruimte als een normaal probleem, hij heeft het over de normaliteit van de criminaliteit. Dit wordt dan gelinkt aan het concept van 'orde'. Orde is essentieel in elke samenleving en is het gevolg van sociale solidariteit. Daarin heeft er een evolutie plaatsgevonden van 'mechanische solidariteit' naar 'organische solidariteit'. 'Mechanische solidariteit' is niet afgedwongen, maar komt automatisch tot stand vanwege de verbondenheid die er bestaat tussen de leden van een samenleving: het besef dat alles wat A doet, een impact heeft op B en vica versa. Dit creëert wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit, en komt mechanisch, uit zichzelf tot stand. Er is een groot collectief bewustzijn: men deelt dezelfde waarde en normen. Ten gevolge van de industrialisering in de 19e eeuw krijgt men arbeidsverdeling, die tot specialisatie leidt. Het collectief bewustzijn verminderd met de toename van specialisatie in arbeid. Dit collectief bewustzijn wordt vervangen door recht en instituties. Criminaliteit komt voor in beide types van samenleving, maar neemt verschillende vormen en functies aan afhankelijk van het type. Criminaliteit is dus onvermijdelijk en bovendien normaal
[bewerk] Anomietheorie van Robert K. Merton
Het centrale begrip is 'anomie', dit is een situatie veroorzaakt door spanning ('strain towards anomie') tussen de Doelstelling van de samenleving en de Middelen om deze te realiseren. Met bepaalde reactiewijze op deze spanning: conformiteit, innovatie ritualisme, terugtrekken, rebellie. In bepaalde gevallen kan deze spanning een voedingsbodem voor criminaliteit zijn.
Doelstellingen(D) | Middelen(M) | ||
Conformiteit |
|
|
Aanvaarden zowel de (D) als de (M). |
Innovatie |
|
|
(D) bereiken, maar via een andere weg/Middel. Kan normconform/overschrijdend zijn |
Ritualisme |
|
|
Zijn tevreden met de huidige situatie, streven niet meer naar de (D) |
Terugtrekken |
|
|
Verwerpen de (D) en dus ook de aangeboden (M). Trekken zich (individueel) terug uit de samenleving. Normconform of overschrijdend |
Rebellie |
|
|
Verwerpen de (D), maar willen deze vervangen door nieuwe (D), alsook met de (M). Normconform of overschrijdend: politiek of terrorisme |
[bewerk] Subculturentheorie van Albert Cohen
Hier wordt een relatie gelegd tussen criminaliteit en subculturen bij jongeren. De ongelijkheid tussen waarden van middenklasse en de waarden van de lagere klasse/jongeren leidt tot statusfrustratie. Middenklassewaarden zoals de ambitie iets te bereiken in het leven, succesvolle opleiding, lange termijn planning, uitgestelde gratificatie, geweldloosheid... worden niet altijd door jongeren gedeeld, waardoor ze deze waarden actief gaan verwerpen. In de reactie op deze spanning ten gevolge van statusfrustratie zijn verschillende reactiewijzen te onderscheiden.
- "College boy": Zal alles doen om aan opwaartse mobiliteit te kunnen doen en zo uit het lagere milieu te komen. (legitieme reactiewijze)
- "Corner boy": Hangt rond op de hoeken van de straat, balanceert tussen delinquentie en niet-delinquentie. Ze kunnen "College boy" worden of persisteren in dit gedrag en zo afglijden naar "Delinquent gang".
- "Delinquent gang": Verwerpen bewust de middenklassenwaarden en trachten deze te vervangen door de eigen waarden van de “gang”. Het is een subcultuur met een eigen dynamiek en eigen waarden
[bewerk] Focal-concerns theorie van Miller
Geïnspireerd door de subculturen theorie van Cohen en de differentiële associatie theorie van Sutherland, stelt Miller dat delinquent gedrag gepleegd door jongeren niet vanuit een negatieve houding is, de verwerping van de middeklassewaarden zoals bij Cohen, maar een reflectie is van de focal concerns in de cultuur van de lagere sociale klasse. Met andere woorden: delinquent gedrag is een affirmatie, bevestiging van de eigen waarden. Zo heerst de waarde Toughness(stoer overkomen) in subculturen van jongeren, het plegen van criminaliteit kan dan bijdragen tot het stoer overkomen. Deze subculturen vertegenwoordigen een patroon van transmissie of aanleren van waarden die in de lagere sociale klasse voorkomen.
[bewerk] Sociaal-ecologische theorieën
[bewerk] Voorloper: A. Quetelet
Quetelet wordt aanzien als de vader van de sociale statistiek en cartografie. Hij gebruikte als eerste sociale statistiek en cartografie om criminaliteit te verklaren. Hij kwam tot de conclusie dat niet de vrije wil belangrijk is voor het plegen van criminaliteit, maar de impact van sociale factoren: de ecologie, de leefomgeving, de leefomstandigheden, het milieu in de brede zin.
[bewerk] Chicago School
Criminaliteit wordt veroorzaak door 2 factoren: de demografische en geografische aspecten van een wijk enerzijds (vb. verschillende bevolkingsgroepen, de inplanting in de stad). Zij zagen criminaliteit niet langer als een biologisch, maar als een sociologisch proces. Ze legden verbanden met de organisatie van buurten en wijken, ze namen het als een soort indicator voor het risico op criminaliteit.
[bewerk] E. Park (humane ecologie)
Hij transponeerde de theorie van Darwin naar het sociologische aspect. In de stad (Chicago) zijn er vele verschillen, zoals waarden, taal, afkomst, ... en dit leidt vaak tot competitie omwille van status en ruimte. Daar waar de competitie het hoogst is, is ook de meeste criminaliteit en deze wijken noemt hij dan ook gedesorganiseerd. De wijken die stabiel zijn, noemt hij georganiseerd.
[bewerk] Concentrische zone-theorie van Burgess
Burgess deelde het Chicago van de jaren '20 op in 5 concentrische zones en zet zo de theorie van E. Park kracht bij.
- Zakelijke, economische zone.
- Transitiezone, een overgang van een economisch sterke naar een economisch zwakke zone.
- Zone met arme, veelal verlaten fabriekswijken.
- Zone van de lagere middenklassen.
- Zone van de hogere middenklassen.
In Zone 1 en 2 zijn het meeste criminaliteit. Zone 1 is aantrekkelijk voor criminelen omwille van de aanwezigheid van winkels, grote rijkdom, daarbovenop is deze zone 'snachts verlaten. Zone 2 daarentegen is door de stad opgegeven waardoor daar geen controle heerst. Van Zone 3 naar Zone 5 daalt de criminaliteit, parallell met de stijging van de woonfunctie. Hoewel statistieken doorheen de jaren kunnen fluctueren blijft de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende zones behouden. Dus niet wie je bent, wel de zone waarin je leeft bepaalt de kans op criminaliteit.
[bewerk] Sociale desorganisatie-theorie van C. Shaw en McKay
(Hun onderzoek is enkel toegepast op mannelijke jongerendelinquentie!) Hun bevindingen waren dat de meeste criminaliteit zich voordoet in de eerste twee zones. In zone 2 omdat dit de transitzone is en men wil hier zo snel mogelijk weg, wie hier echter niet weg geraakt, raakt gefrustreerd en wendt zich tot delinquentie. Wat leidt tot de criminaliteit in zone 1, die geïmporteerd wordt uit zone, namelijk diefstallen gepleegd door jongeren.
Zij zien de relatie tussen jeugdcriminaliteit en (des)organisatie van stadsbuurten als volgt:
1) criminalteit als gevolg van sociale desorganisatie.
2) criminele attitudes worden cultureel overgedragen. (men groeit erin)
Shaw en Mckay hebben dus wel cijfers genoeg en duiden wel de correlatie aan tussen organisatie en criminaliteit MAAR de causaliteit is moeilijk te bepalen.
[bewerk] Sociaal-Proces theorieën
Sociaal-Proces theorieën zijn een variant op sociaal-ecologische theorieën, maar gaan over het eigenlijke proces waardoor criminele attitudes worden overgedragen.
[bewerk] Differentiële associatie-theorie van E. Sutherland
Criminaliteit komt niet tot stand tenzij er een culture overdracht is van criminele attitudes. Dat proces van overdracht gebeurt op een differentiële geassocieerde manier, vandaar “differential association”: Criminaliteit is een leerproces waarbij een overdracht is van criminele attitudes die het gevolg zijn van een overwicht van definities die gunstig zijn voor wetsovertredingen in vergelijking met het aantal definities ongunstig voor wetsovertredingen. Deze associatie kan variëren(differentiëren) qua frequentie, duurtijd, prioriteit en intensiteit.
[bewerk] Neutraliserings-theorie van G. Sykes en D. Matza
Deze theorie is een uitbreiding van de differentiële-associatie-theorie van Sutherland. Het uitgangspunt is dat delinquenten niet altijd de dominante waarden verwerpen: af en toe zetten ze deze tussen “haakjes”, af en toe wijkt men er selectief van af. Dit doen ze door gebruik te maken van rationaliseringen (“techniques of neutralization”) die geleerd worden in een proces van differentiële associatie. Er zijn 5 technieken van neutralisatie, rationaliseringen.
- Ontkenning van de verantwoordelijkheid
- Ontkenning van schade
- Ontkenning(/erkenning) van het slachtoffer
- Veroordelen van de veroordelaars (de veroordelaar in diskrediet brengen om zijn legitimiteit weg te nemen iets te doen met het crimineel feit)
- Beroep op hogere plichten/morele principes
Delinquent gedrag is dus slechts een andere uitdrukking van dezelfde ondergrondse waarden (“subterranean values”) in een samenleving. De keuze (in de wijze van uitdrukking) vindt plaats in een situatie van ‘drift’ tussen criminele actie/gedrag en normale actie/gedrag en wordt vergemakkelijkt door neutraliseringstechnieken. De meeste volgen dus de waarden van de samenleving, het is slechts een andere uitdrukking. Assertiviteit wordt zeer gewaardeerd in de samenleving, zo kan assertiviteit tot uitdrukking komen in het beoefenen van sport of politiek, of bij een overval.
[bewerk] Controle theorieën
Waar bij voorgaande theorieën de centrale vragen was waarom mensen criminaliteit begaan wordt bij controle theorieën de vraag omgekeerd: waarom zijn mensen normconform? Waarom volgen ze de norm, de wetten?
Vanuit de controlebenadering wordt crimineel gedrag verklaard vanuit mechanismen die het menselijk gedrag controleren. Bij de delinquent is er dan een defect in deze mechanismen.
[bewerk] “Containment”-theorie van W. Reckless.
Vanuit een aandacht voor normconform gedrag ziet Reckless criminaliteit als het gevolg van sociale druk om deviant gedrag te vertonen en de faling van de controlemechanismen om deze druk te weerstaan (“containment”). Iedere mens heeft controlemechanismen: wanneer deze afbrokkelen, pleegt men crimineel gedrag. Deze controlemechanisme zijn deels intern: nl. de interne kracht om aan prikkels te weerstaan (temperament, eigenheid) en deels extern: de ‘holding power’, de kracht van de omgeving om het individu in haar greep te houden.
[bewerk] Sociale controle theorie van T. Hirschi
Hirschi heeft eerder aandacht voor het proces van socialisatie: wijze waarop men een sociaal mens wordt. Criminaliteit is het gevolg van een zwakke of gebroken sociale band (“social bond”) tussen individu en groep. Deze band bestaat uit 4 componenten die verband houden met het niveau., hoe groter de investeringen die men doet op deze niveaus hoe minder waarschijnlijk men overgaat tot het stellen van crimineel gedrag.
Niveau | Element/Component | Uitleg | |
Affectief | “Attachment” (gehechtheid) |
De emotionele band met de familie, de peers. | |
Cognitief | “Commitment” (inzet) |
Investering van tijd en energie in de samenleving en activiteiten. Hoe groter deze investering, hoe groter het verlies bij crimineel gedrag. Dus cognitief wordt een rationele afweging(kosten-baten analyse) gemaakt. | |
Gedragsmatig | “Involvement” (betrokkenheid) |
De betrokkenheid bij conventionele activiteiten (vb. huiswerk). Hoe meer conventionele activiteiten men bedrijft, hoe minder de kans(en tijd) voor criminele activiteiten. | |
Evaluatief | “Belief” (geloof) |
Het geloof in de samenleving: de regels, de inhoud, de wetten, de instituties van de samenleving. Hoe sterker dit geloof hoe minder waarschijnlijk het plegen van crimineel gedrag. |
Hoe sterker elk niveau, hoe sterker de band in het algemeen, die een drempel vormt tegen criminaliteit.
[bewerk] Het kritisch paradigma
Belangrijke namen in de Criminologie
|
Het kritisch paradigma stelt dat de productie van kennis (het onderzoeksproces) op een moreel en sociaal verantwoorde manier dient te verlopen. Waarbij moreel en sociaal verwijzen naar machtsstructuren in de samenleving en naar de ongelijke aanwending van deze kennis, die immers gelinkt is aan de machtsstructuren en de ongelijke verdeling van materiële goederen in de samenleving. Zo wordt criminaliteit gezien als verzet van de onderdrukte tegen machtsstructuren en het strafrecht als middel van de machtigen om de ‘verzetters’ te onderdrukken.
[bewerk] Labelling
Bij 'Labelling' is er een omkering van de causaliteit. Crimineel gedrag leidt niet tot maatschappelijke reactie, maar maatschappelijke reactie leidt tot crimineel gedrag waardoor er een ’Self Fulfilling Prophecy’ is. Het individu krijgt een bepaald label toegeschreven en gaat na verloop van tijd zich werkelijk naar dit, al dan niet juist toegeschreven, label gedragen.
[bewerk] Conflictsociologische benadering
In deze benadering gaat men er vanuit dat samenlevingen zijn weinig consensueel inzake waarden en normen, maar het tegenovergestelde: conflictueel. Criminaliteit vloeit dan namelijk voort uit de ongelijke verdeling van macht/invloed of verwerving van macht/invloed. Deze die de macht verworven hebben zullen deze die zich hiertegen afzetten als crimineel beschouwen.
[bewerk] Kritische socialecontroletheorie
Het centrale begrip is hier 'Maatschapijbeheersing', dit zijn mechanismen waarmee de maatschappij in evenwicht wordt gehouden en waarmee afwijkingen van het gangbare patroon worden gecorrigeerd.
[bewerk] Abolitionisme
Het abolitionisme wil het dadergerichte strafrecht afschaffen en vervangen door een rechtssysteem dat slachtoffers meer soelaas biedt en delinquenten niet langer meer van het maatschappelijk leven uitsluit. Dus niet-punitief. Het trekt de criminologisch-politieke conclusies die voortvloeien uit labelling benadering.
[bewerk] Structurele deviantietheorie
Gaat er vanuit dat criminaliteit of deviantie actief gekozen gedrag is en vooral van politieke aard. Criminaliteit wordt gezien als het noodzakelijk resultaat van ongelijkheden in de structuren van de kapitalistische samenleving (‘survival crime’)
[bewerk] Kritische victimologie
Hier ligt de focus op slachtoffers die vanuit maatschappelijk opzicht in een kwetsbare positie ten opzichte van ‘hun’ daders bevinden. Met name ‘Victims of the powerfull’(overheidsgeweld, seksueel geweld, werknemers in onveilige arbeidsomstandigheden)
[bewerk] Feminisme en genderbenadering
Het feminisme is een combinatie en wisselwerking tussen theorie en praktijk, waarbij een vrouwen-of genderperspectief vooropgesteld wordt, meestal met aandacht voor andere uitsluitingsmechanismen. Het fundamentele is de zoektocht naar en de erkenning van de complexe en diepgaande invloed van gender op de sociale realiteit, waarbij macht een centraal concept is. Men heeft een emancipatorisch engagement om de scheve machtsverhoudingen te analyseren, bekritiseren, te veranderen en uit de wereld te helpen.
Met het concept 'Gender' wordt bedoeld dat mannelijkheid en vrouwelijkheid slechts sociale discursieve constructies zijn, toegeschreven aan het lichaam van de man en de vrouw. In de praktijk zit men dus met arbitraire ideaaltypes van 'de man' en 'de vrouw' toegeschreven aan de biologische dualiteit tussen man en vrouw waardoor deze als natuurlijke, evident, onveranderlijk en vast worden beschouwd. Een fenomeen bekeken via een gender-bril leidt tot een complexe analyse van de gevolgen van dit toegeschreven 'gender'.
[bewerk] Links realisme
Het links realisme wil een heuristisch model uitwerken gebaseerd op interactie tussen 4 factoren:
Het heeft niet als doel een ‘grote theorie’ uit te werken maar pragmatische studies uit te voeren omtrent criminaliteit in het alledaagse leven.
[bewerk] Opleiding
Men wordt o.a. criminoloog door een aanvullende studie na een universitaire basisopleiding in de rechten, geneeskunde of psychologie.
Er bestaat ook een afzonderlijke academische Bachelor en Master in de criminologie, o.m. te Leuven, Gent, Brussel, Amsterdam (VU), Leiden en Rotterdam.
[bewerk] Criminologische bronnen
[bewerk] Bibliografieën
- A bibliography of Selected Rand Publications, Rand, Santa Monica, CA, 1984.
- BERENS, J.F., Criminal Justice Documents. A Selective, Annotated Bibliography to U.S. Government Publications since 1975, London, Greenwood Press, 1987.
- CARUS-CIESLIK, E.M. en ROSS, G., Gewalt. Ursachen, Erscheinungsformen und Auswerkungen aggressiven Verhaltens. Eine Dokumentation vor Forschungsarbeiten und Literatur der Jahre 1982-84, Bonn, Informationscentrum Sozialwissenschaften, 1996.
- CHARNY, I.W., Genocide. A Critical Bibliographic Review, London, Mansell. Publ. Lim., 1998.
- CORDASCO, F. en ALLOWAY, D.N., Crime in America: Historical Patterns and Contemporary Realities, New York, Garland, 1985.
- DOLESCHAL, E., NEWTON, A. en HICKEY, W., A Guide to the literature on Organised Crime: An Annoted Bibliography Covering the Years 1967-1981, NJ, Hachensack, NCCD, 1981.
- EDELHEIT, A.J. en EDELHEIT, H., Bibliography on Holocaust Literature, London, Westview Press, 1986.
- JERATH, B.K., LARSON, P. en LEWIS, J., Homicide: A Bibliography of over 4500 Items, Augusta, GA, Pine tree Publ., 1982.
- LAKOS, A., International Terrorism: a Bibliography, London, Mansell Publ. Lim., 1986.
- LE CLERE, M., Bibliographie critique de la police, Parijs, Ed. Yzer, 1980.
- MELVIN, D.S. en - A.S., Crime, Detective, Espionage, Mystery and Thriller. Fiction & Film. A Comprehensive Bibliography of Critical Writing through 1979, London, Greewond Press, 1980.
- REGOLI, R.M., HEWITT, J.D., POOLE, E.D., Criminal Justice in America 1960-1984: An Annotated Bibliography, NY, Garland, 1985.
- VOM ENDE, R., Criminology and Forensic Sciences: An International Bibliography, 1950-80, 3 volumes, München, Saur, 1981.
- WHITEHOUSE, J.E., A Police Bibliography, NY, Ams PRess, 1975.
- WILSON, C.F., Violence against Women: An Annotated Bibliography, Boston Ma, G.K. Hall, 1981.
[bewerk] Bibliografieën van bibliografieën
- DAVIS, B.L., Criminological Bibliographies: Uniform Citations to Bibliographies; Indexes, and Review Articles of the Literature of the Crime Study in the United States, Westport, CT, Greenwood Press, 1978.
- Meer dan 1400 bibliografieën, indexen, catalogi, overzichtsartikelen, ingedeeld in zeven afdelingen. Ook zeer waardevol voor historisch onderzoek, gezien er veem publicaties uit de 19e eeuw zijn in opgenomen.
- KLEIN, C. en HORTON, D.M., Bibliographies in Criminal Justice: A selected Bibliography, Washington, D.C., US Dept of Justice, NJCJS, 1979.
- 222 bibliografieën opgesteld door of in het bezit van de National Crime Justice Reference Survice (NCJRS).
- MARCUS, M., Criminal Justice Bibliography, 2de uitgave, Atlanta, GA, Georgia State University, 1976.
- Meer dan 6000 bibliografieën ingedeeld in 184 categorieën, met auteurs- en subjectindexen.
- ROSS, J., National Criminal justice Reference Services Bibliographies: A Bibliography of Bibliographies, CPL Bibliography n° 103, Chicago, CPL Bibliographies, 1983.
- Bibliografie opgesteld door de NCJRS staff, en dus gedeeltelijk overlappend met de bibliografie van KLEIN en HORTON.
[bewerk] Referenties
- GOETHALS, J., Bronnen van het criminologisch onderzoek, Leuven, Acco, 2005, 130-142.
- GOETHALS, J., Inleiding in het criminologisch onderzoek, hoofdstuk 1, 8 en 9.
- KLEEMANS, E., “Rationele keuzebenaderingen”, in E. LISSENBERG (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 153-170.
- MIEDENA, S., “Subculturele benaderingen”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 207-224.
- NIJBOER, J., “Spanningsbenaderingen”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 191-204.
- VAN KOPPEN, P. e.a., “Psychologische benaderingen”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 93-118.
- VAN RULLER S., “Biologische, biopsychologische en biosociale benaderingen”, in E. LISSENBERG (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 81-92.
- VAN SWAANINGEN, R., “Sociale reactiebenaderingen”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 229-248.
- VAN SWAANINGEN, R., “Kritische criminologie”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 251-272.
- WEERMAN, F.M., “Controlebenaderingen”, in E. LISSENBERG e.a. (ed.), Tegen de Regels IV, 2001, 135-151.