Bevolkingsregister
Het bevolkingsregister is een systeem van bevolkingsboekhouding waardoor inzicht ontstaat in de omvang en samenstelling van de bevolking van een land. In Nederland houden de gemeenten het bevolkingsregister bij (Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, GBA). Dit gebeurt in de vorm van de digitale persoonslijst.
[bewerk] Geschiedenis
Tot de Franse tijd in Nederland voor 1795 kende Nederland eigenlijk geen centraal overzicht van samenstelling en omvang van de bevolking. De Franse bezetter voerde in enkele landsdelen in 1796 de burgerlijke stand in. In 1811 werd deze registratie overal ingevoerd. Dat betekent dat er geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten werd opgemaakt. Hierin zit het verschil met het bevolkingsregister: de burgerlijke stand bevat akten van bepaalde momenten in iemands leven (geboorte, huwelijk, scheiding en overlijden) en het bevolkingsregister is een continu bijgehouden register van ingezetenen met woonplaats, etc.
In 1829 en 1839 werden er in Nederland eenmalige volkstellingen gehouden. Per 1 januari 1850 kregen de gemeenten de wettelijke plicht om een doorlopende bevolkingsregistratie bij te houden, alhoewel de volkstellingen ook werden voortgezet.
Nadat in het begin van de twintigste eeuw het gebonden boek was verdwenen en een gezinskaart (losbladig systeem) was ingevoerd, werd in 1939 de persoonskaart ingevoerd. Per inwoner moest worden bijgehouden:
- familienaam
- voornamen
- geslacht
- positie van elk persoon in het gezin
- geboortedatum en -plaats
- burgerlijke staat
- kerkgenootschap
- beroep
- adres
- datum van vestiging in de gemeente
- vorige woonplaats
- vertrek uit de gemeente
- waarheen vertrokken
- datum van overlijden
Deze kaart gaf een totaal inzicht in de bevolking. Hij gaf echter nog geen inzicht in de maatschappelijke samenstelling. Dat zou kunnen worden verkregen door een identificatieplicht van alle inwoners. In 1940 wees de regering een dergelijke invoering als 'niet-Nederlands' van de hand.
De Duitse bezetter had echter behoefte aan veel inzicht in de bevolkingssamenstelling. Via het bevolkingsregister en het daaraan gekoppelde persoonsbewijs kreeg de bezetter inzicht in allerlei zaken omtrent de bevolking. Hij kon vaststellen wie in aanmerking kwam voor tewerkstelling in Duitsland. Hij kon ook vaststellen wie er joden waren en via de bevokingsregisters en de persoonsbewijzen snel zien wie er opgepakt moest worden.
Na de Tweede Wereldoorlog is de verplichte identificatie weer afgeschaft.
In het laatste decennium zijn de bevolkingsregisters geheel geautomatiseerd. Daartoe werd met ingang van 1 oktober 1994 de analoge persoonskaart vervangen door de digitale persoonslijst van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens. Iedere gemeente is verplicht om deze geautomatiseerde administratie te voeren met behulp van door het ministerie van Binnenlandse Zaken goedgekeurde software. De gemeenten wisselen onderling via een gesloten netwerk de gegevens uit die voor de bijhouding van deze basisregistratie nodig zijn. Daarmee worden mutaties aangebracht in de persoonsgegevens, maar ook krijgen de afnemers automatisch bericht van de wijzigingen die voor de uitoefening van diens taak nodig zijn. Het ministerie van Binnenlandse Zaken beoordeelt of een afnemer mag worden toegelaten tot dit gesloten netwerk. Iedere deelnemer aan dit systeem is verplicht dagelijks de mailbox te legen zodat de gegevens zo recent mogelijk zijn.
Per 1 januari 2005 is de identificatieplicht weer ingevoerd voor volwassenen en kinderen vanaf 14 jaar.